Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIII. Woerden, door den Graave van Megen, belegerd.Uit het Leger van Hierges werdt, sedert, een deel volks ontbooden naar Brabant, vanwaar de Landvoogd eenen togt op Zeeland wilde doen. Met het overige trok Hierges Broeder, Graaf van Megen uit hoofde zyner Gemaalinne, den agtsten van Herfstmaand, voor Woerden, alwaar onlangs eenige versterking van volk binnen gekomen was. Ook was de Stad tamelyk voorzien van nooddruft: en 't omleggend Land stondt onder water, waardoor 't beleg moeilyk viel. Megen dan, zeven schansen om de Stad hebbende opgeworpen, zogt haar den toevoer af te snyden: dat egter niet gelukken wilde. Voorts, deedt men elkanderen, met schutgevaarten, nu en dan, een weinig afbreuks. Megen hieldt het uit voor de Stad, tot in Oogstmaand des volgenden jaars, wanneer hy, naar Brabant ontboo- | |
[pagina 67]
| |
den zynde, tot slissing eener muiterye onder 's Konings Krygsvolk, genoodzaakt was, 't beleg op te breekenGa naar voetnoot(m). Terwyl 't nog duurde,Ga naar margenoot+ haalden de belegerden hunnen voorraad van Gouda, met platbodemde schuitjes, die, over de laage Landen van Bulwyk, de Waarder en de Lange Weide, keerden naar eene schans, welke Staatsch volk in, en langs eene Vaart gemeenschap hadt met de Stad. Voorts vingen zy eene ongelooflyke menigte van snoek in den Ryn, die door de Stad loopt en hoog gezwollen was. Doch in de laatste zes weeken van 't beleg, begon 't, in de Stad, schaars om te komen met de mondbehoeften. Ook hadt men 'er, met verlof der StaatenGa naar voetnoot(n), tinnen geld geslaagen van eene vierkante gedaanteGa naar voetnoot(o). |
|