Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXI.
| |
[pagina 329]
| |
'er naauwlyks te konnen zyn. Te minder, daar de Keizer, sedert eenigen tyd, Krygsvolk in de Nederlanden onderhieldt, welk, in zynen eed staande, van zyne hand vloog, en zynen Zoon, zo wel als hem, gunst droeg. Nogtans vermoed ik, dat deeze vrees eene der voornaamste redenen geweest is, die den Keizer tot het vorderen deezer voorbaarige inhuldiging hebben doen besluiten. Filips was in Spanje gebooren, en gantsch onkundig van de taal en zeden der Nederlanderen: 't welk hem, noodwendig, weinig bemind maaken moest, onder de Landzaaten. Hier kwam nog by, dat men van zyne Regeering eene strengheid in Geloofszaaken te wagten hadt, aan welke hy in Spanje gewoon was, en welke men hier, by de Gemeente niet slegts, maar zelfs by de Overheden der Steden, omtrent deezen tyd, meer en meer, begon af te keurenGa naar voetnoot(f). Daar tegen waren 'er, onder de Nederlandsche Heeren, veelen, die in de blaakende gunst der Gemeente stonden. In Holland, leefde Heer Reinoud van Brederode, die, uit de oude Hollandsche Graaven afkomstig en een Inboorling des Lands zynde, na 't afsterven van Keizer Karel, en terwyl Filips zig in Spanje ophieldt, ligtelyk, door de gunst der Gemeente, met de Graaflyke waardigheid zou hebben konnen bekleed worden. 't Was naauwlyks vyftien jaaren geleeden, dat hy, om 't aanneemen van 't Wapen van Holland, door den Keizer gevonnist zynde, niet dan met veel moeite, brieven van vergiffenis | |
[pagina 330]
| |
verworven hadtGa naar voetnoot(g). Hy en zyns gelyken moesten den Keizer, derhalven, meer of min in 't oog loopen. 't Was, daarenboven, de voornaamste toeleg des Keizers de Plakaaten tegen de Ketters, ten strengsten, te doen uitvoeren: waartoe hy zynen Zoon zeer bekwaam keurde. Hy besloot dan, hem van de Regeeringe te verzekeren, en hem tot aanstaanden Landsheere te doen aanneemen. Filips, uit Spanje vertrokken, kwam, door Italie en Duitschland, in Lentemaand, te Namen, en, kort daarna, te Brussel aan. De Staaten van Holland beslooten terstond, hem te doen begroeten, vaardigende, ten dien einde, den Advokaat, onder anderen, naar Brussel af: alwaar zy zelfs te vroeg kwamen, om gehoor te konnen krygen. Op den voorslag des Stadhouders, bewilligden zy ook in een geschenk, ter zyner blyde inkomste, van vyftigduizend Filips guldens van zevenentwintig stuivers ieder; hoewel zy eene ongelooflyke moeite hadden, om deeze penningen byeen te krygenGa naar voetnoot(h). De Landvoogdes begreep, sedert, dat het Land van Voorne en Putten nog een afzonderlyk geschenk doen moestGa naar voetnoot(i). In Hooimaand,Ga naar margenoot+ werdt de Prins, te Leuven en te Brussel, tot aanstaanden Hertog van Brabant ingehuldigd. Daarna geschiedde dezelfde inhuldiging in de voornaamste Steden der Graafschappen Vlaanderen, Henegouwen en Ar- | |
[pagina 331]
| |
tois. Toen ontving men hem ook te Mechelen, als toekomenden Heer dier Heerlykheid, en te Antwerpen, als aanstaanden MarkgraafGa naar margenoot+ des Roomschen Ryks. Van hier begaf hy zig, in Herfstmaand, over Bergen op Zoom, naar Zeeland. De inhuldiging geschiedde hier niet,Ga naar margenoot+ gelyk naar ouder gewoonte, te Middelburg en te Zierikzee; maar, om spoed te maaken, alleen te Reimerswaale, onder beding nogtans, dat de twee Steden, hierdoor, in haar oud Voorregt, niet benadeeld zouden geagt wordenGa naar voetnoot(k). De Prins keerde toen over Bergen op Zoom te rug, trekkende terstond, over 's Hertogenbosch, Heusden en Gorinchem, naar Dordrecht, alwaar de Staaten van Holland hem, insgelyks, hulde deeden,Ga naar margenoot+ op den zesentwintigsten van HerfstmaandGa naar voetnoot(l). Sedert deedt hy zig ook in de voornaamste Hollandsche Steden voor aanstaanden Graave ontvangen: eerst te Rotterdam, toen te Delft, te Leiden, te Haarlem, en te AmsterdamGa naar voetnoot(m): alwaar Burgemeester Joost Buik hem den eed afnamGa naar voetnoot(n). Van Amsterdam, trok de PrinsGa naar margenoot+ naar Utrecht, en vervolgens naar Deventer, om zig ook voor toekomenden Heer van UtrechtGa naar voetnoot(o) en OverysselGa naar voetnoot(p) te doen ontvangen. Toen begaf hy zig naar Zutfen, Arnhem, Nieuwmegen en Roermonde, in wel- | |
[pagina 332]
| |
ke Steden, hy, voor aanstaanden Hertog van Gelder en Graave van Zutfen, ontvangen werdtGa naar voetnoot(q). Kort te vooren, hadt hy Jan van Ligne, Graaf van Aremberg, naar Friesland en Groningen gezonden, om de hulde aldaar,Ga naar margenoot+ in zynen naam, te ontvangenGa naar voetnoot(r). Sommigen schryven, dat Friesland Gemagtigden naar Deventer zondt, die aldaar hulde deedenGa naar voetnoot(s).Ga naar margenoot+ Doch van elders blykt, dat de Graaf van Aremberg, die, in plaats van den overleeden Graave van Buuren, tot Stadhouder over Friesland, Overyssel en Groningen, aangesteld was, eerst in den aanvang des volgenden jaars, de hulde, in 's Prinsen naam, in Friesland en inGa naar margenoot+ Groningen, ontvangen heeftGa naar voetnoot(t). Ten zelfden tyde, schreef hy aan die van Drente, dat, zy den Prins van Spanje voor hunnen toekomenden Heere aangenomen hebbende, hy hun den eed deedt, uit 's Prinsen naamGa naar voetnoot(u). Filips werdt, midlerwyl, alomme met veele staatsie ingehaaldGa naar voetnoot(v). Ook deeden de Nederlanden hem allen, zo wel als die van Holland, ter zyner blyde inkomste, aanzienlyke geschenken. Van Gelderland, ontving hy, by voorbeeld, dertienduizend gouden Leliën. |
|