Vaderlandsche historie. Deel 5
(1751)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 2]
| |
marke. XI. Nieuwe Oorlog met de Oosterlingen. Watervloed. XII. Vrees voor eenen inval in Holland, aan den Stigtschen kant. Voorzorg hier tegen. 't Gevaar dryft over. XIII. Toerusting te water, tot den Oosterschen Oorlog. Misnoegdheid des Stadhouders. XIV. Vredehandeling met Christiaan den III. Gerard van Merkere wordt Admiraal. Amsterdams belang by den Oosterschen handel. Bestand. XV. Vryheid van Godsdienst in Duitschland. XVI. Oorsprong der Herdooperen of Doopsgezinden. Geestdryvers onder dezelven. XVII. Munster, door de Herdoopers, overmeesterd. XVIII. Zwaardloopers te Amsterdam. Orde tegen de Herdoopers in Holland. XIX. Jan Bokelszoon van Leiden werpt zig tot Koning van Munster op. Beweeging te Amsterdam, over de Herdooperye. XX. Hongersnood in Munster. Overgang der Stad. Stellingen van Jan van Leiden. Straf over hem en anderen. XXI. Aanslag der Herdooperen op Leiden. Naaktloopers te Amsterdam. 't Klooster te Bolswaard ingenomen. XXII. Jan van Geelen poogt Amsterdam te bemagtigen. Beleid der onderneeming. De Herdoopers overweldigen den Dam en 't Stadhuis. Zy worden overwonnen en gestraft. XXIII. Ontwerp eener Unie van alle de Nederlanden. XXIV. Nieuwe onlusten met Lubek en Deenemarke. De Zond wordt geslooten. Verlofgeld op 't Kooren wederom ingevoerd. Toerusting ter Zee. XXV. Christiaan de III. verbindt zig met den Hertoge van Gelder. De Gelderschen in Groningerland. Holland gedreigd. XXVI. Karel de V. wordt Heer van Groningen en Drente. XXVII. Beden aan | |
[pagina 3]
| |
Holland. XXVIII. Schade van Holland, by de jongste toerusting ter zee. XXIX. Aanmerkingen over den uitslag van de onderneemingen des Keizers en des Hertogs van Gelder. XXX. Bestand met Deenemarke. | |
I.
| |
[pagina 4]
| |
Keizer, zou konnen verantwoordenGa naar voetnoot(a). Eenigen tyd te vooren, hadden de Turken eenen inval in Hongarye gedaan, en Koning Lodewyk, die met Maria, 's Keizers Zuster, gehuwd was, zo zeer in 't naauw gebragt, dat hy, met verlangen, naar Duitsche hulpe uitzag. Doch de verschillen over den Godsdienst hielden de Duitsche Vorsten verdeeld. De Keizer zag zig buiten staat, om zynen Schoonbroeder by te springen. Ook sneuvelde Lodewyk, eerlang, in eenen Veldslag tegen de TurkenGa naar voetnoot(b). Ondertusschen, waren de Boeren, in Zwaaben, in Frankenland, en in verscheiden' andere oorden van Duitschland, tegen de Edelluiden, onder welken zy stonden, opgestaan, verwekkende, ten deele ook onder voorwendsel van Godsdienst, eenen Kryg, die verscheiden' jaaren geduurd heeft, en by den naam van Boerenkryg, in de Duitsche geschiedenissen, vermaard isGa naar voetnoot(c). Onder den loop deezer onlusten, verspreidde zig de Leer der Hervorminge, meer en meer. Zelfs liet de Landvoogdes Margareet zig, al in 't jaar 1525, verluiden, dat zy eenige misbruiken onder de Geestelykheid, waartegen Luther geschreeven hadt, verbeteren wildeGa naar voetnoot(d). Ten deezen einde in Holland gekomen, beval zy den Kloosteren ‘niemant | |
[pagina 5]
| |
den Predikdienst toe te vertrouwen, dan die voorzigtig, verstandig en van goede zeden was.’ Zy verboodt ‘het volk, door verdigtsels, te ergeren.’ Ook wilde zy ‘in de Sermoenen, van Luther noch zyne Leere gewag gemaakt hebben, zo min als van andere Ketters, die hier voortyds geweest warenGa naar voetnoot(e).’ Zy beoogde, door 't verbeteren van eenige misbruiken, den voortgang der nieuwe Leere te stuiten. Doch 't gelukte niet. Gantsch Holland, byzonderlykGa naar margenoot+ Delft en Amsterdam, werden, in de Lente des jaars 1527, ten Hove der Landvoogdesse, van Lutheranerye beschuldigd. En de Regeering van Amsterdam maakte zig, sedert, te meer verdagt, doordien zy niet gedoogen wilde,Ga naar margenoot+ dat haare Poorters, ter oorzaake van zulk eene beschuldiging, buiten het Graafschap, te Leuven of elders, in regten betrokken werden; met grond beweerende, dat zulks met haare Privilegien streedt. Doch ten Hove dreef men, dat alle de Nederlanden maar ééne Provincie waren, waarom men oordeelde, die van Holland wel in Brabant of in Vlaanderen te mogen dagvaardenGa naar voetnoot(f). Men ziet hieruit, dat de Hervorming, inGa naar margenoot+ Holland, van tyd tot tyd, doordrong. Doch zy zou, ongetwyfeld, meer ingang gevonden hebben, zo de Hervormers zelven niet al vroeg oneenig geworden waren. Zwinglius, die de de Hervorming te Zurich in Zwitserland aangevangen hadt, raakte, omtrent het jaar 1525, | |
[pagina 6]
| |
in een hevig geschil met Luther, over de Leer van 's Heeren Avondmaal. Elk hadt zynen aanhang. De Zwitsersche Steden, die de Hervorming hadden aangenomen, verklaarden zig voor Zwinglius. Zo deeden ook Geneve, Constans, en andere nabuurige Plaatsen. Doch in Duitschland hieldt men 't, in 't algemeen, met Luther. De ontydige yver, met welken, dit geschil, van de eene en de andere zyde, gedreeven werdt, verbitterde de gemoeden van beiderlei aanhang, en boezemde veelen grooter' afkeer van de nieuwe Leere in, dan de Plakaaten, die 'er geduurig tegen uitkwamen, en de strenge straffen, die 'er over geoefend werdenGa naar voetnoot(g). Dit verschil en eenige anderen, die 'er sedert by kwamen, drongen ook door, tot in de Nederlanden. De Keizer zogt 'er zig van te bedienen, om zyne oogmerken in Duitschland te bereiken. Op eenen Ryksdag, te Spiers, in Grasmaand des jaars 1529, gehouden, deedt hy besluiten ‘dat het Plakaat van Worms overal stand grypen zou, daar men 't, tot hiertoe, hadt aangenomen. Doch dat men, op alle andere Plaatsen, den Godsdienst onveranderd laaten moest, tot dat 'er, in eene algemeene Kerkvergadering, over gehandeld zou zyn. De Luthersche Vorsten zouden ondertusschen den Godsdienst, op hunne wyze, mogen doen oefenen; doch de Sakramentarissen, zo noemde men de navolgers van Zwinglius, en de Herdoopers, eene nieu- | |
[pagina 7]
| |
we gezindheid, van welke wy in 't gevolg zullen moeten spreeken ‘zouden van deeze vryheid uitgeslooten blyven. Zelfs wilde men de laatstgemelden, met de dood, gestraft hebben.’ De Keurvorsten van Saxen enGa naar margenoot+ Brandenburg, de Hertogen van Lunenburg, de Landgraaf van Hessen, de Vorst van Anhalt en veertien voornaame Duitsche Steden, bespeurende, dat de Keizer de Hervormden onderling zogt te verdeelen, om hen naderhand te ligter onder de knie te krygen, protesteerden openlyk tegen dit BesluitGa naar voetnoot(h), zig, van hetzelve, op eene algemeene Kerkvergadering, beroepende. Naar dit Protest, is hun en allen Hervormden, sedert, de naam van Protestanten bygebleeven. De Keizer was zeer te onvrede over dit ProtestGa naar voetnoot(i). Het gaf hem,Ga naar margenoot+ veelligt, gelegenheid, tot eene vernieuwing der voorige strenge Plakaaten, hier te Lande. In Wynmaand, kwam 'er in Holland een in 't licht, by welk, de hardnekkige Ketters, de mans ten zwaarde, en de vrouwen tot de put, dat is, om leevende in de aarde gedolven te worden, veroordeeld werden. Relapsen, of zulken, die, eerst tot den Roomschen Godsdienst te rug gekeerd zynde, andermaal afgevallen waren, werden, zonder genade, ten vuure gedoemdGa naar voetnoot(k). De Kameryksche Vrede hadt den Keizer zo dra de handen niet ruimer gelaaten dan te vooren, of hy besloot, zig in persoon naar | |
[pagina 8]
| |
Duitschland te begeeven, op eenen Ryksdag, die, in Zomermaand des jaars 1530, te Augsburg gehouden werdt. De Protestantsche Vorsten leverden hier hunne Geloofsbelydenis over, die, sedert, naar de Stad, daar deGa naar margenoot+ Ryksdag gehouden werdt, de Augsburgsche Geloofsbelydenis genaamd is. De Duitsche Steden, die 't met Zwinglius hielden, gaven eene afzonderlyke Belydenis in, van de andere alleen in 't stuk des Avondmaals verschillende. Doch men kwam, op deezen Ryksdag, tot geen Besluit. De Keizer gaf een nieuw Plakaat uit, tot staaving van den Roomschen GodsdienstGa naar voetnoot(l), en om zig te beter tegen de Protestanten te sterken, poogde hy de Keurvorsten te doen samenroepen, om zynen Broeder, Ferdinand, tot Roomsch-Koning, te doenGa naar margenoot+ verkiezen. De Keurvorst van Saxen, zig hier openlyk tegen kantende, riep de andere Protestantsche Vorsten en Steden te Smalkalde byeen, alwaar, in Wintermaand, een verdedigend Verbond geslooten werdt, tegen elk, die hun, om den Godsdienst, eenig geweld zou aandoenGa naar voetnoot(m). Zy konden egter niet verhinderen, dat Ferdinand, in Louwmaand des volgenden jaars, door de overige Keurvorsten, te Keulen, tot Roomsch-Koning, verkooren werdt; doch zy weigerden hem in die waardigheid te erkennenGa naar voetnoot(n). |
|