Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| |
De Graaflyke beden werden traaglyk ingewilligd en opgebragt, vooral door de kleine Steden, die beweerden, dat zy te hoog geschat werden, en geene gelegenheid hadden, om haare bezwaarnissen, ter behoorlyker plaatse, open te leggen, alzo de zes groote Steden, op de inwilliging der Beden, ten deezen tyde, alleenGa naar margenoot+ geroepen en gehoord werden. Koning Karel egter, den kleinen Steden alle mogelyke verligting willende toebrengen, stelde, in dit jaar, Kommissarissen aan, om onderzoek te doen op de middelen aller ingezetenen van Holland, waarna zekere schikking gemaakt werdt op den ommeslag van zeltigduizend guldens, die voortaan, tot vervulling der Graaflyke Beden, over Holland gegaderd zouden worden; by welke, de byzondere Steden en Dorpen, op zekere somme, geschat werdenGa naar voetnoot(y). De klagten der kleine Steden werden, hier door, voor eenige jaaren, belet. Doch in de groote Steden, met naame te Dordrecht, werdt de afkondiging van 's Konings Mandement niet toegelaaten, dan onder betuiging, dat zulks niet zou geagt worden te stryden, met de voorregten en oude herkomen der StedeGa naar voetnoot(z). In 't voorbygaan, merken wy aan, dat deeze schikking op den ommeslag stand greep, zo lang Karel regeerde. En schoon zy guldens en geene Schilden, gelyk eertyds, betrof, bleef zy nogtans den naam van Schildtalen behouden: zo dat, wanneer wy, in 't gevolg, gewaagd zullen vinden, van eenen ommeslag op de schild- | |
[pagina 413]
| |
talen, zulks verstaan moet worden van een ommeslag, naar deeze verdeeling, geschikt: even als te hoog of te laag in de schildtalen te staan betekent, by deeze schikking, te veel of te weinig belast te zyn. |
|