Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXIV. Karel van Oostenryk aanvaardt de Regeering der Nederlanden, in persoon.Terwyl Friesland en Groningerland dus geschokt werden, naderde de tyd, in welken Maximiliaan, die ook nu, by gebrek van geld en uit andere oorzaaken, niet meer in de Nederlanden kwam, beslooten hadt, zig van de Voogdyschap over zynen Kleinzoon te ontslaan, en hem 't bewind der Nederlanden op te draagen. De jonge Karel bereikte, in Sprokkelmaand, slegts vyftien jaaren; doch hadt reeds zo veele blyken van schranderheid, deftigheid, naarstigheid, ervarenheid in taalen en geschiedenissen gegeven, dat de Landzaaten eenpaarig oordeelden, dat hem de Regeering behoorde toevertrouwd te worden. Hy werdt dan, in Louwmaand, in Brabant, in Grasmaand, in Vlaanderen, ingehuldigd. Van hier trok hy naar Middelburg, alwaar men hem, op den twee-entwintigsten van Bloeimaand, tot Graave van Zeeland, aannamGa naar voetnoot(l). Ten zelfden dage, stondt hy den Landen verscheiden' Punten toeGa naar voetnoot(m). Te Zierikzee insgelyks zynde ingehuldigd, stak hy over naar Holland.Ga naar margenoot+ Te Dordrecht, geschiedde de inhuldiging op den derden van Zomermaand, in de tegenwoordigheid der Landvoogdesse, des Stadhouders van Holland, thans Floris van Egmond, Heere van Ysselstein, en der Raaden 's Hofs. De Gemagtigden der Steden waren hier ook, in | |
[pagina 389]
| |
merkelyken getale, verscheenen, en deeden den gewoonlyken Eed, na dat de Graaf hun eerst gezwooren hadtGa naar voetnoot(n). Ten zelfden tyde, bezwoer hy de Voorregten van Dordrecht in 't byzonder, en ontving de hulde der Ingezetenen deezer StadGa naar voetnoot(o). |
|