Vaderlandsche historie. Deel 4
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijSchade des Lands door het schielyk en grof afzetten der Munte.Terwyl Holland dus nog belemmerd bleef met den binnenlandschen Oorlog, trof de Landzaaten, voor het einde deezes jaars, een slag, die hen meer dan alle de voorige rampen drukte. Ik zie op het grof verlaagen der Munte, eene ongehoorde zaak hier te Lande, en, voor Maximiliaan, door geenen der Nederlandsche Vorsten, in 't werk gesteld. Men hadt, in Holland, by verscheiden' Handvesten, bedongen, dat de Graaf, niet dan met kennis van de Steden, munten mogt, en | |
[pagina 261]
| |
gevolgelyk ook niet, dan met gelyke kennis, de waarde des gelds bepaalen. De zwaare geldsommen, die de Landen, en Holland in 't byzonder, ten behoeve van vreemd Krygsvolk, hadden moeten opbrengen, hadden 't geldschaars, hier te Lande, gemaakt, en beide de gouden en zilveren munt, tot eenen zeer hoogen prys, doen steigeren. Een Goudgulden deedt drie-enzestig stuivers, een Henriksnobel negen Rynsche guldens, een Leeuw vyf Rynsche guldens, en andere gouden munt naar evenredigheid. Van de zilveren munt deedt een Reaal veertien stuivers, een Vuuryzer vyf stuivers, een Filips stuiver drie stuivers en een halve. De eetwaaren waren duur, naar evenredigheid. Men moest agtentwintig Rynsche guldens voor een vat Boters besteeden. Hoog noodig was 't derhalven, dat de Munt hersteld werdt. Ook begreep de Roomsch-Koning dit zo wel, dat hy eerlang weigerde, het Ruitergeld, in penningen, die zo hoog boven de wezenlyke waarde gereezen waren, te ontvangen. Toen begon men, onder 't gemeen, ook zwaarigheid te maaken, om 't geld zo hoog aan te neemen, 't welk geene kleine stremming in den handel veroorzaakte. De meesten verstonden wel, dat de munt behoorde afgezet te worden; doch men was genoegzaam eenpaarig van oordeel, dat zulks allengskens geschieden moest. Maximiliaan egter, verleid door den raad van den Abt van S. Bertin, oordeelde anders. De Ontvangers van 't Ruitergeld begeerden, op zynen last, geene penningen meer aan te neemen, dan | |
[pagina 262]
| |
tot de allerlaagste waarde; op welke zy, in ééne reis, gezet werden. Een Henriks-nobel werdt hooger niet dan tot vyftig stuivers aangenomen; een Leeuw tot dertig stuivers; een Goudgulden tot zeventien stuivers; een Reaal tot vier stuivers en een halven, en het ander goud- en zilvergeld naar evenredigheid. Dit schielyk afzetten der Munte bragt de Landen meer nadeels toe, dan de voorige langduurige Oorlogen. 't Gereede geld raakte, meer en meer, ten Lande uit, en werdt gebragt, daar het hooger aangenomen werdt, inzonderheid naar Gend en Brugge: welke Steden, nog niet bevredigd met Maximiliaan, 't geld zo hoog hielden, als zy zelven goedvonden. Ook namen de Duitschers, Franschen en Engelschen gereed geld voor de waaren, welken zy hier te koop bragten: 't welk hun voordeeliger uitkwam, dan, gelyk zy plagten, andere waaren in de plaats te koopen; doch te gelyk diende, om het Land van geld te ontblootenGa naar voetnoot(z)Ga naar margenoot+. De Graaflyke Rentmeesters zogten ook hun beurs te maaken met dit afzetten der Munte. Die van Texel waren, kort voor dat de afzetting ingevoerd werdt, agttienhonderd Rynsche guldens, wegens Beden en andere lasten, ten agteren geraakt. Klaas Korf, Rentmeester van Westfriesland, gaf hun kwytschelding van deeze penningen, tegen eene schuldbekentenis, ten zynen behoeve, van dezelfde somme, welke men belooven moest op te | |
[pagina 263]
| |
brengen, in de munt, die gangbaar zyn zou, op zulk een' tyd, als hy wel wist, dat de tegenwoordige afgezet zou zyn: en toen de betaaltyd verscheenen was, en die van Texel, naar den afgezetten prys des gelds, minder nog dan te vooren, betaalen konden, vorderde hy hun eenen Rentebrief, ten laste des Eilands, van honderd Rynsche guldens jaarlyks af, welken zyne Erfgenaamen, nog eenige jaaren, getrokken hebben, tot dat die van Texel, in 't jaar 1506, by bevel van 't Hof, verlof kreegen, om deeze drukkende Rente, met agttienhonderd Rynsche guldens ligt geld, te mogen aflossenGa naar voetnoot(a). Men ziet, uit zulke staaltjes, hoe veel de Landzaaten, door de vermindering van den prys des gelds, geleeden hebben. Egter werdt dezelve ingevoerd. Ook deedt Maximiliaan, met toestemming der Vlaamsche Steden, eene nieuwe orde op de munt instellenGa naar voetnoot(b): welke ook, in de andere Nederlanden, aangenomen werdt. |
|