Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 547]
| |
sterven niet behoeven te gewaagen, zo het ons geene gelegenheid gaf, om een oud gebruik te melden, van welk wy, in vroeger tyden, geen zo duidelyk voorbeeld ontmoeten, schoon het, ongetwyfeld, al voor lang, hier te Lande, plaats gehad heeft. Ik spreek van de gewoonte onzer Graaven, om, by hunne inhuldiging, den Landzaaten te zweeren, eer deezen gehouden waren, den eed van getrouwheid aan den Graave af te leggen. Wy hebben reeds te vooren aangemerktGa naar voetnoot(h), dat Vrouw Margareet aan verscheiden' Heerlykheden in Holland verlyftogt was, met naame aan Gouda, Schoonhoven, Texel en Wieringen: ook aan de Stede BeverwykGa naar voetnoot(i), Wyk op Zee, Westzaanden, Krommenie, Nieuwland en Spaarnewoude. Filips was nog, in deeze Heerlykheden, niet ingehuldigd: doch alzo dezelven nu, door de dood zyner Moeye, wederom aan hem, als Graave van Holland, verstorven waren, vondt hy goed, zig aldaar ook te doen erkennen. In de Lente des jaars 1441, bevondt hy zig te Middelburg. Doch geene gelegenheid hebbende, om naar Holland over te steeken, ontboodt hy, aldaar, eenige Edelen en Raaden 's Hofs van Holland by zig, te weeten, Henrik, Heer van Wassenaar, Dirk van der Merwede, Heer tot Etten en Meeuwen, Arend van Gend, Heer van Giessenburg, Gerrit van der Zyl, Ridder, Heer tot Purmerende, Wil- | |
[pagina 548]
| |
lem, Heer van Naaldwyk en ter Kapelle, Erfmaarschalk en Rentmeester Generaal van Holland, en Godschalk Oem, Heer van Wyngaarden. In tegenwoordigheid van deezen, en van veele andere aanzienlyke Luiden, deedt hy, eerst, met opgesteken' vingeren, den gewoonen Graaflyken eed: die, van woord tot woord, aldus luidde. ‘Dat zweeren wy, dat wy allen onsen Ondersaten ende goede luyden, die nu mit rechte an ons gecommen ende bestorven syn, byder doot van onsen liever moeyen, Vrouwe Margriete van Bourgoingnen, Saliger gedachten, wonende in den Heerlicheden, dair zy an verlyftocht is geweest, soe wair dat die geseten syn, binnen Steden, of dair buyten, houdt ende trouwe wesen sullen, ende hun doen, al dat een goet Landsheer synen ondersaten mit rechte sculdich es te doen, ende geloven hun ende elken bysondere te houden ende te stercken in allen horen Rechten, Previlegien, ende Hantvesten, die sy hebben, Confirmatien dair off te doen geven, onder onsen zegel, so verre als wy mit rechte dair in gehouden syn, hun die te vermeerren, ende niet te verminderen; also moet ons God helpen, ende alle syn Heiligen.’ Na 't afleggen van deezen eed, van 't welk de Hollandsche Edelen een Getuigschrift gaven, den drie - entwintigsten van Lentemaand gedagtekend, stelde Filips Willem van Lalaing, Heere van Binguicourt, Stadhouder van Holland en Zeeland, aan, om den eed van inhuldiging, volgens ouder gewoonte, in zynen naam, in Holland te gaan ont- | |
[pagina 549]
| |
vangenGa naar voetnoot(k): 't welk, ongetwyffeld, sedert, geschied zal zyn. |
|