Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII. Vredehandeling te Atrecht, op welke de Hollanders en Zeeuwen verschynen.De Hollanders en Zeeuwen hadden den last van deezen uitheemschen oorlog ook gevoeld, en in 't jaar 1432, den Hertoge eene tienjaarige Bede, ter gelegenheid, zo 't heette, van den Landzoen tusschen hem en Vrouwe Jakoba, moeten toestaan. Men vindt, dat de Stad Briel, zo 't schynt in de plaats van die tienjaarige Bede, hem, omtrent deezen tyd, | |
[pagina 523]
| |
veertienduizend en eenhonderd Hollandsche Schilden opgebragt heeftGa naar voetnoot(r). Men maake hier uit rekening, hoe veel de grooter Steden hebben moeten draagen: en hoe zwaar het elk hebbe moeten vallen, dat 's Lands middelen, in uitheemsche oorlogen, gespild werden. In Wynmaand des jaars 1433, werden de Steden van Holland en Zeeland, door Filips, voor zynen Raad, te Leiden, ter Dagvaart beschreeven, om daar te overleggen, wat men, ter aanstaande algemeene Dagvaart, te Lier, in Brabant, zou hebben vast te stellen, tot afwending van 't Engelsch geweldGa naar voetnoot(s). Vermoedelyk, zyn hier wederom Beden gedaan, die de Landzaaten, zekerlyk, zeer lastig gevallen zyn. Zy haakten, derhalven, ook naar eene algemeene Vrede, en vernamen zo dra niet, dat de onderhandelingen te Atrecht, in den Zomer des jaars 1435, stondenGa naar margenoot+ begonnen te worden, of zy beslooten, Gemagtigden derwaards te zenden, om hunne belangen by de Vredehandeling waar te neemen. 't Liep aan tot in Hooimaand, eer men de Afgevaardigden der goede Steden van Holland en Zeeland te Atrecht zag aankomenGa naar voetnoot(t). Ook werden de eigenlyke onderhandelingen, eerst in Oogstmaand, aangevangen. Karel boodt Henrik den VI. Normandye en Guyenne aan, mids hy afstand deedt van den naam van Koning van Frankryk. De Engelsche Gezanten vonden deeze aanbieding zo vreemd, | |
[pagina 524]
| |
in de tegenwoordige omstandigheden, dat zy alle verdere handeling af braken, en verstoord vertrokken. Doch dit zogten Filips en de Franschen. Men gaf breed op van de onhandelbaarheid der Engelschen: en beschuldigde hun, dat zy de vrede niet zogten. Filips, daarop, voorwendende, dat hy niet gehouden was in oorlog te blyven, om aan de grilligheid der Engelschen te voldoen, sloot eene byzondere Vrede met Karel den VII, op den eenentwintigsten van Herfstmaand, by welke hy merkelyke voordeelen bedong. De Koning stondt hem, onder anderen, veele Plaatsen in Frankryk af, zonder hem, deswegen, tot eenige hulde te verpligten. Ook ontkende hy, last gegeven te hebben tot het ombrengen van Hertoge Jan, en beloofde, voor de ruste zyner ziele, eene Kapel te zullen doen stigtenGa naar voetnoot(u). Doch nergens vind ik gemeld, wat de Afgevaardigden der Hollandsche en Zeeuwsche Steden, op deeze Vredehandeling, verrigt; veel min, dat zy, in navolging van hunnen Graave, ook eenige byzondere voordeelenGa naar margenoot+ voor zig bedongen hebben. Opmerkelyk is 't, ondertusschen, dat twee Kardinaalen, afgevaardigd van Paus Eugeen den IV. en van de Kerkvergadering van Bazel, Filips, voor dat hy de Vrede van Atrecht bezwoer, ontsloegen van den eed, met welken hy zig, voorheen, aan den Koning van Engeland verbonden hadtGa naar voetnoot(v): en dit, onaangezien Paus Eugeen zelf, niet lang geleeden, aan Koning | |
[pagina 525]
| |
Henrik hadt geschreeven, dat hy zulk een ontslag nooit verleend hadt; noch immer verleenen zouGa naar voetnoot(w). |
|