Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVerbond der Hanze-Steden van 't jaar 1418.‘1. Die in eenige Hanze-Stad oproer aanregt, of verdagte vergaderingen houdt, wordt uit het Verbond geslooten: zo ook, eene Stad, die haare Wethouderschap, geweldiglyk, afzet. 2. De Raaden of Burgemeesters eener Hanze-Stad, iemant der Ingezetenen verdrukt hebbende, worden in geene algemeene Vergaderingen meer toegelaaten. De Stad zelve wordt uit het Verbond geslooten, zo zy het ongelyk niet herstelt. 3. Die in eene Hanze-Stad geld schuldig is, mag, in geene andere, als Burger, ontvangen worden, voor dat hy de schuld voldaan heeft. 4. Ongeverwde stoffen moeten, in de Stad, alwaar zy gekogt zyn, geverwd worden. 5. Allerlei bedrog omtrent de munt, zelfs het uitzoeken van ligt of slegt geld, om het voor goed uit te geeven, is volstrektelyk verbooden. 6. Niemant mag Graanen koopen, eer | |
[pagina 502]
| |
zy ryp zyn; noch Kabbeljaauw, Haring of anderen Zouten visch, voor dat dezelve gevangen en gepakt is, op de boete van tien mark zilvers. 7. Het Scheepsvolk, Graanen gelaaden hebbende, moet dezelven behoorlyk verschieten, en geniet daar voor een geschenk van den Koopman. 8. Niemant mag Wapenen, Buskruid of ander Krygsgereedschap aan Zee- of Landroovers verkoopen, op Lyfstraffe. Ook mag men, op gelyke straffe, niets van zulke Roovers koopen. 9. In geval van schipbreuk, moet het Scheepsvolk, zo veel als doenlyk zy, van de goederen bergen, en hier voor, door den Koopman, beloond worden. Die zig, hier in, niet wel van zynen pligt kwyt, moet veertien dagen, te water en te brood, gevangen zitten. 10. Een Schipper, zyn Schip overlaadende, moet de schade boeten. Zo hy, door onvoorzigtigheid, eenig bederf aan de waaren brengt, verliest hy zyne vragt. 11. Geene schepen mogen, na S. MaartenGa naar voetnoot(3), of voor S. Pieters stoelGa naar voetnoot(4), zee kiezen, behalven de Bier- en Haringschepen, die na S. NikolaasGa naar voetnoot(5) uitloopen, en terstond na Maria LichtmisGa naar voetnoot(6), uit de Havens, in welken zy overwinterd hebben, naar huis keeren mogenGa naar voetnoot(w).’ | |
[pagina 503]
| |
Wy gaan verscheiden' punten van minder belang voorby: uit de aangehaalden, ziet men, waarin de meeste handel thans bestondt, en welke eenvoudige middelen men gebruikt wilde hebben, om denzelven te beveiligen. Wy merken, ondertusschen, in 't voorbygaan, aan, dat de Hollandsche en andere Nederlandsche Steden, die, ten deezen tyde, de Hanze- vergaderingen nog bywoonden, allengskens t'huis meer werks en zwaarer lasten krygende, door den tyd, geheel van deeze Vergaderingen afgebleeven zynGa naar voetnoot(x). 't Leedt geene twee eeuwen, of men telde niet meer dan tien Hanze-Steden, te weeten, Lubek, Bremen, Hamburg, Rostok, Straalzond, Wismar, Maagdenburg, Brunswyk, Lunenburg en GrypswaldeGa naar voetnoot(y). En tegenwoordig voeren alleen de drie eersten, Lubek, Hamburg en Bremen, dien naam nog. Omtrent den tyd van het sluiten des Verbonds van 't jaar 1418, waren de Holsteinsche en Pomersche Zeesteden, die tot het zelve behoorden, in oorlog geraakt met Erik, Koning van Deenemarke. Verscheiden' jaaren duurde deeze OorlogGa naar voetnoot(z). De handel der gemelde Steden langs de Oostzee werdt 'er zeer door gestremd: en deeze stremming gaf den Hollanderen en Zeeuwen aanleiding, om, sterker dan te vooren, op Pruissen, Lyfland, Moskovien en andere gewesten langs de Oostzee te vaaren, tot dat zy, omtrent eene eeuw | |
[pagina 504]
| |
laater, deeze vaart genoegzaam geheel inkreegenGa naar voetnoot(a). |
|