Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVan de HaringvisscheryDe Haringvisschery werdt, omtrent deezen tyd, of al vroeger, onder anderen te Hoorn en te Enkhuizen, ook sterk voortgezet. Weinige jaaren geleeden, was 'er eene merkelyke verandering in deeze Visschery gekomen, door het verloopen van den Haring; die, voortyds, meest omtrent de Kusten van 't Landschap Schoonen gevangen werdt; doch onlangs naar de Vlaamsche en Engelsche Kusten geweeken was, alwaar hy zig nu, in grooter menigte dan te vooren, onthieldt, terwyl, langs de Zweedsche en Deensche Kusten, verscheiden' jaaren agtereen, geen Haring te vinden was. Het kaaken en zouten van den Haring was, reeds voor 't einde der voorgaande eeuwe, door Willem Beukelszoon van Biervliet in Vlaanderen, uitgevonden. Te Hoorn werdt, in den jaare 1416, het eerste groote Haringnet gebreid. Van toen af, begon men, daar en te Enkhuizen, met grooter Schepen, Buizen genaamd, ten Haring te vaarenGa naar voetnoot(t). En door den tyd, is | |
[pagina 500]
| |
deeze vaart zo sterk toegenomen, dat zy, hier te Lande, den naam van de groote Visschery gekreegen heeft. |
|