Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. Slegte staat der zaaken van Vrouwe Jakoba.Jakoba bevondt zig, te Gouda, in de uiterste benaauwdheid. Alles scheen thans samen te loopen, om haaren val te verhaasten. Martyn de V. hadt, in den aanvang deezes jaarsGa naar voetnoot(6), verklaard, dat het Huwelyk van Jan van Brabant en Vrouwe Jakoba wettig ware, en | |
[pagina 481]
| |
dat van den Hertoge van Glochester wetteloos. Zelfs hadt hy Glochester verbooden, Jakoba te trouwen, na dat de Hertog van Brabant, wiens kragten hand over hand afnamenGa naar voetnoot(c), overleeden zou zyn: waar uit men, in 't voorbygaan, kan opmaaken, hoe veel Filips by den Paus vermogt, alzo hy in staat geweest was, zulk een ongewoon bevel, ten zynen behoeve, te Rome te verwerven. Jakoba hadt zig, van deeze uitspraakGa naar voetnoot(d), beroepen, of op eene Kerkvergadering; of op den Paus zelven, na dat hy beter onderrigt zou zyn; of op eenige andere wyze: want dit vind ik niet uitdrukkelyk gemeld. Maar Glochester toonde zig, op 't ontvangen der Pauselyke Bulle, bereid om Jakoba te verlaatenGa naar voetnoot(e), en de tyding hier van trof haar diep. |
|