Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVrouw Jakoba wordt uit Bergen geligt en naar Gend gevoerd.Glochester liet, op zyn vertrek, Vrouw Jakoba te Bergen, op het aanhouden der Ingezetenen, die, by eede, beloofden, goed en bloed by haar te willen opzettenGa naar voetnoot(r). Doch hy was naauwlyks ten lande uit, of de Brabanders schonden het Bestand, en noodzaakten ver- | |
[pagina 462]
| |
scheiden' Steden van Henegouwen, om zig voor Hertoge Jan te verklaaren. Ook werde 'er een heimelyk Verding gemaakt, tusschen de Graavinne Weduwe van Henegouwen en Holland en Filips haaren Neef, volgens welk, Henegouwen aan Jan van Brabant, en Vrouw Jakoba in bewaaringe van Hertoge Filips blyven moest, tot dat 'er, over de wettigheid van haar Huwelyk, te Rome, uitspraak gedaan zou zynGa naar voetnoot(s). Bergen werdt toen met een beleg gedreigd, indien 't zig niet onderwierp, en Jakoba overleverde. Jakoba, te laat vernomen hebbende wat 'er gaans ware, en ziende dat men haar te Bergen niet kon noch wilde beschermen, schreef eenen beweeglyken Brief aan den Hertoge van Glochester, by welken zy hem badt, dat hy haar ten spoedigsten wilde komen verlossen. Zy noemt hem haaren zeer gedugten Heer en Vader, en tekent den Brief uit de valsche en verradersche Stad Bergen, den zesden van Zomermaand. By deezen, voegde zy eenen anderen Brief, gerigt aan iemant, die haar geraaden hadt, naar Engeland over te steeken. Zy verklaarde hem, ‘dat zulks nu te laat was, en dat de Hertog van Glochester haar nimmer wederom zien zou, zo hy haar niet spoedig uit de handen der Vlaamingen kwame verlossenGa naar voetnoot(t).’ 't Gene zy gevreesd hadt, gebeurde. Zy werdt, eerlang, genoodzaakt, haare toestemming te geeven, tot het voorgemeld heimelyk Ver- | |
[pagina 463]
| |
dragGa naar voetnoot(u), en op den dertienden van Zomermaand, den Hertoge van Bourgondie in handen gesteld, die haar naar Gend voerdeGa naar voetnoot(v). |
|