Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Jan van Beieren heeft het oog op Brabant.Leiden bemagtigd zynde, werdt Jan van Beieren te raade, met zyn Leger, naar de Brabantsche grenzen, te rug te trekken. Men kan niet twyfelen, of hy heeft voorgehad, den Hertog van Brabant, in zyn eigen Land, aan te tasten, en hem Holland en Zeeland niet alleen; maar Brabant ook, welk hem van zynen Vader aanbestorven was, afhandig te maaken. Veelligt heeft hy voorgewend, op een gedeelte van dit Hertogdom, van wegen zyner Gemaalinne, die met den overleeden Hertoge Antoni gehuwd geweest was, regt te hebben: hoewel men hiervan, myns weetens, nergens, iets gemeld vindt. Doch 't zy hy eenig regt voorgewend hebbe of niet; de slappe regeering van Hertoge Jan gaf hem gelegenheid, om op eenen inval in Brabant te denken. Deeze jonge Vorst was zwak van lighaam en verstand, traag van aartGa naar voetnoot(s), en geheel aan de Jagt en andere vermaaklykheden overgegevenGa naar voetnoot(t), terwyl hy 's Lands Regeering op | |
[pagina 446]
| |
luiden van weinig aanzienGa naar voetnoot(u), en nog minder trouwe rusten liet. Veel nadeels ontstondt hier uit, en dit was oorzaak, dat de gemoederen der Brabanderen, allengskens, van den Hertoge vervreemd werden, en zy naar eenen Voogd of Regent over de Landen begonden om te zien. Niemant dagt egter om Jan van Beieren, behalven 's Hertogen Raaden, met welken hy heimelyk verstand hieldtGa naar voetnoot(v), en die hem, naar alle waarschynlykheid, hoop op de Voogdyschap gaven. |
|