Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijUtrecht en Amersfoort raaken in Oorlog met hem.Zy hadden, gelyk wy gezien hebben, Vrouwe Jakoba Ysselstein en Gorinchem helpen winnen, en waren, hier door, vyanden geworden van Hertoge Jan van Beieren. Doch kort na het treffen van den Zoen, tusschen hem en den Hertog en Hertoginne van Brabant, waren zy, insgelyks, met hem verzoend gewordenGa naar voetnoot(c). De open' Brieven, door hem hier van verleend, zyn nog voorhandenGa naar voetnoot(d), en, op den eersten van Grasmaand des jaars 1419, gegeven. Doch deeze Vrede werdt, kort hier na, geschonden. Eenige Knegten des Heeren van Egmond hielden de Koopwaaren der Utrechtschen en Amersfoorderen, te Krimpen op de Lek, en elders in Holland aan. Ook werdt hun handel langs de Zuiderzee bekommerd. Zy vervoegden zig wel terstond aan Hertoge Jan van Beieren, om vergoeding der geleeden' schade; doch hier kwam niet van. Zelfs vernamen zy, kort hier na, dat hy, met Hertoge Reinoud van Gelder, een Verbond gemaakt hadt, om in 't Stigt te vallen, de Steden Amersfoort en Montfoort in te neemen, en te deelen, en by 't openvallen des Bisdoms, een' Bisschop naar hunnen zin te doen kiezen. Utrecht en Amersfoort vervoegden zig, vervolgens, om | |
[pagina 439]
| |
onderstand by Bisschop Fredrik en de drie Overysselsche Steden, Deventer, Kampen en Zwol. Zy wisten, dat de Bisschop, op Jan van Beieren, die hem, sedert den Zoen met den Hertog en Hertoginne van Brabant, het Land van Hagestein afhandig gemaakt hadtGa naar voetnoot(e), ten hoogsten gestoord was. Ook leeden de Overysselsche Steden veel door het belemmeren van de vaart langs de Zuiderzee. Nogtans verwierven zy hier weinigGa naar voetnoot(f). Alleenlyk vindt men, dat die van Kampen, uit weêrwraak, overstaken naar 't Eiland Marken, welk geplonderd en plat gebrand werdt. Ondertusschen viel deeze togt kwalyk uit. De Hoornsche Poorters, en eenige Waterlanders, die Jan van Beieren aanhingen, overvielen de Kampers, terwyl zy den buit scheep bragten, versloegenze ten deele, en namenze ten deele gevangenGa naar voetnoot(g). De Steden Utrecht en Amersfoort poogden toen, in Brabant, hulp te verwerven; doch de Hertog hadt met zyne eigen' zaaken de handen vol werks. Vrouw Jakoba kon hen niet helpen, dan door haare Hoeksche vrienden in Holland, en vermoedelyk heeft zy aanleiding gegeven, tot het Verbond met de Stad Leiden, welk hier op volgdeGa naar voetnoot(h); en waarin ook de Hoeksche Edelen traden. |
|