Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVII. Jan van Beieren maatigt zig meer bewinds aan, dan hem by den Zoen was afgestaan.De rust, die, door den gemaakten Zoen, in Holland en Zeeland, hersteld scheen, duurde maar weinige maanden. Hertog Jan van Brabant en Vrouw Jakoba waren, na 't treffen van denzelven, naar Brabant vertrokkenGa naar voetnoot(x); | |
[pagina 437]
| |
alwaar een gevaarlyke tweedragt ontstaan was tusschen de Edelen en de GemeenteGa naar voetnoot(y), tot het stillen van welke, hunne tegenwoordigheid vereischt werdt, Jan van Beieren hadt, naar alle waarschynlykheid, deeze tweedragt helpen aanstooken: alzo, in het dertiende Artikel van den Zoen, bedongen was, dat hy zig met de Regeeringe van Brabant niet zou bemoeijen: welk beding noodeloos scheen, zo hy zig, te vooren, niet te diep in de Brabantsche zaaken gesteken hadt. Het vertrek des Hertogs en der Hertoginne gaf hem nu gelegenheid, om zig, ook in Holland, meer gezags aan te maatigen, dan hem toegestaan was. De Kabbeljaauwschen, aan welken hy zyne verheffing te danken hadt, moesten beloond worden. Doch hier toe was minder gelegenheid, wanneer de Ampten, gelyk bedongen was, door hem en den Hertog en Hertoginne, in 't gemeen, begeven werden. Hy verstoutte zig, derhalven, om zyne vrienden, hier en daar, op eigen gezag, met Ampten te voorzienGa naar voetnoot(z), en zelfs, in sommige Steden, onder anderen te AmsterdamGa naar voetnoot(a), buitens tyds, de gantsche Regeering te veranderen. De andere Steden, die hem nog niet tot Ruwaard aangenomen hadden, vreesden, dagelyks, voor diergelyke veranderingen, en poogden bekwaame middelen uit te vinden, om zig daar tegen te dekken. De Stad Leiden, alwaar de Burggraaf Filips van Wassenaar, een der voornaamste Hoekschen, | |
[pagina 438]
| |
't hoog bewind hadt, sloot, omtrent deezen tyd, een Verbond van onderlinge bescherming met de Steden Utrecht en AmersfoortGa naar voetnoot(b), die thans ook, met reden, op Jan van Beieren gestoord waren. |
|