Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX. Opschudding te Utrecht.De Stad Utrecht was, al van ouds, in twee partyschappen verdeeld geweest, van welken de eene, die 't met de Hollanders hieldt, en de Ligtenberger aanhang genoemd werdt, sedert eenige jaaren, 't voornaam bewind gevoerd, en onder anderen ook den Oorlog tegen den Huize van Arkel doorgedreeven hadt. De andere party zag het voortzetten van deezen Oorlog met ongenoegen, en blies het volk de ooren vol van het nadeel, dat 'er de Stad door leedt. Zelfs mompelde men, dat eenigen van den Ligtenberger aanhang, de Stad aan Hertoge Willem, voor eene merkelykeGa naar margenoot+ somme gelds, verkogt hadden. 't Gemeen raakte eerlang in roere, en trok, in grooten getale, den twintigsten van Lentemaand des jaars 1413, naar 't Stadhuis, terwyl de Raad vergaderd was, roepende, dat zy de Regeering naar hunnen zin veranderd wilden hebben, of wederstaan zouden dien 't leed deedt. Eenige Raaden van den Ligtenberger aanhang, den storm ziende opkomen, en voor hun lyf bedugt, waren, kort te vooren, in stilte, ter Stad uit geweeken. De overigen, nu de minsten in getal, werden, in den Raad, overstemd, en men besloot, der Burgerye, die den Domdeken, Herman van Lokhorst, aan 't hoofd hadt, te wille te zyn. Jakob van Ligtenberg, Proost van S. Pieters, den Schout Barend Proeys, den Burgemeesteren Jan van Ligtenberg van Landskroon en Jan van Klaarenberg, den Ouderman Wouter Graauwaart en eenigen an- | |
[pagina 395]
| |
deren, werdt de Stad ontzeid: den Proost slegts voor een jaar; doch den vier anderen, tot dat de Raad goedvinden zou, hen wederom in te roepenGa naar voetnoot(n). Ook werden 'er eenigen in hegtenis gezet. De vrienden der ballingen, die in den Raad zaten, werden 'er, de een na den anderen, buiten geslooten: kortom, de Regeering werdt t'eenemaal veranderd. De Ballingen hielden zig, ondertusschen, te Amersfoort op, en schreeven, van daar, eerst aan den Raad, en toen aan Bisschop Fredrik, dat zy gereed waren, zig te zuiveren van allen blaam, dien men hun aanwreef, met naame van het verkoopen der Stad aan den Graave van Holland. Doch Herman van Lokhorst, Jan van den Spiegel en anderen waren oorzaak, dat hunnen voorslag van de hand geweezen werdt. Toen eerst begaven zy zig zelven, met hunne persoonen en goederen, onder de bescherming des Graaven van HollandGa naar voetnoot(o), die hun met volk ondersteunde. |
|