Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
wy reeds hebben aangetekendGa naar voetnoot(s), onlangs, tot een Hertogdom verheeven, ten tyde, van Graave Reinoud den II. Deeze liet, in 't jaar 1343 overlydende, by Eleonoor, Dogter van Eduard den II, Koning van Engeland, twee Zoonen na, Reinoud en Eduard, van welken de eerste hem opvolgde. Reinoud was van eenen traagen en vadzigen, Eduard van eenen dristigen en staatzugtigen aart. Ongaarne zag hy zynen Broeder in 't bewind. Ook verzuimde hy geenszins de gelegenheid om het hem te ontwringen; welke zig eerlang opdeedt. Van de twee voornaamste adelyke Geslagten in Gelderland, Hekeren en Bronkhorst, die elk hunnen aanhang hadden, werdt het eerste zeer begunstigd door Hertoge Reinoud, het andere voorbygegaan. Dit verwekte afgunst. De Bronkhorsten zogten heul by Eduard, dien zy gereed vonden, om hen, tegen zynen Broeder, te helpen, en te gelyk zigzelven grooter te maaken. Wel haast zag men de Partyen tegen elkanderen in de wapenen. De Burgerkryg, dien men den Vryen Oorlog noemde, borst, in Gelderland, omtrent den zelfden tyd, uit, als Hoeksche en de Kabbeljaauwsche twist in Holland, en met geene mindere hevigheid,Ga naar margenoot+ tot dat 'er, in 't jaar 1361, den vyfentwintigsten van Bloeimaand, een beslissend gevegt, by Tiel, voorviel, in welk Reinoud de nederlaag kreeg en gevangen | |
[pagina 301]
| |
genomen werdt. Eduard werdt, sedert, in 't algemeen voor Hertoge van Gelder erkendGa naar voetnoot(t). Voor het ontstaan van deezen Broedertwist, hadden de Hollanders zig weinig met de Geldersche zaaken bemoeid. Wy hebben te voorenGa naar voetnoot(u) gezien, dat de Gelderschen, in de vroegste oorlogen met de Bisschoppen van Utrecht, de Stigtsche zyde hielden. Het Huwelyk van Graave Willem den I, met Aleid van GelderGa naar voetnoot(v), lei den eersten grond van vriendschap tusschen de twee Graaflyke Huizen: die, naderhand, by verscheiden' gelegenheden, aangroeide. De Bronkhorsten keerden zig, derhalven, in den aanvang der Geldersche beroerten, tot de Hollanders, en vonden Hertog Willem en de Kabbeljaauwschen, die omtrent in 't zelfde geval waren als zy, gereed om hun hulp te bieden. |
|