Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIX. Hertog Albrecht wordt, door bewerking der Hoekschen, tot Ruwaard aangesteld.Zo dra was Hertog Willem niet vastgezet, of de Hoekschen, die zig, eenige jaaren, stil gehouden hadden, begonden 't hoofd wederom op te steeken. Hertog Albrecht van Beieren, Broeder van onzen Graave, was, door Willem zelven, en, te vooren al, door Keizer Lodewyk, zynen Vader, tot zynen Opvolger verklaard, indien hy zonder kinderen overleedt. 't Scheen derhalven redelyk, dat hem 's Lands Voogdye, geduurende de krankzinnigheid zyns Broeders, werdt opgedraagen. | |
[pagina 293]
| |
Ook waren hier de Hoekschen eenpaarig genegen toe. Doch de Kabbeljaauwschen, schoon zy te vooren met genoegen gezien hadden, dat Albrecht tot Opvolger zyns Broeders benoemd was, scheenen nu te waanen, dat hun de klem der Regeeringe, die, eenigen tyd herwaards, geheellyk in hunne handen geweest was, te zeer ontwrongen zou worden, zo zy hem de Voogdye opdroegen. Zy dreeven, derhalven, dat Magteld van Lankaster, Gemaalin van Hertoge Willem, tot Landvoogdesse moest worden aangesteld, en ontzagen zig niet, nu de Regeering eener uitheemsche Vrouwe op te draagen, daar zy, te vooren, naar het eenpaarig verhaal onzer Kronyken, Margareet, eene eigen' Dogter van Willem den III, niet voor Graavinne wilden erkennen; voorgeevende niet vervrouwd, dat is, niet door eene Vrouwe geregeerd te willen zyn. De Hoekschen, die, waarschynlyk, reeds in heimelyke onderhandeling met Hertoge Albrecht getreden waren, bragten nogtans, eindelyk, zo veel te wege, dat hy, zelfs uit den naam van Vrouwe Magteld en van de meeste Edelen en Steden, herwaards 1358. ontbooden, op den drie-entwintigsten vanGa naar margenoot+ Sprokkelmaand des jaars 1358, te DordrechtGa naar voetnoot(e), en kort hier na, ook in andere Hollandsche StedenGa naar voetnoot(f), tot Ruwaard, Toeziener en Beschermer des Lands aangenomen werdt: wordende de open' Brieven, hier van verleend, op den | |
[pagina 294]
| |
zesden van Lentemaand, daar aan volgende, door Vrouwe Magteld van Lankaster, te Rotterdam, bezegeldGa naar voetnoot(g). Wat laaterGa naar voetnoot(8) deedt Lodewyk, Albrechts oudste Broeder, op nieuws asstand van allen Regt op deeze Landen, uitgenomen het Land van Voorne en het Burggraafschap van Zeeland, op welken hy en zyn jongste Broeder, Otto, hun Regt, na 't afsterven der Vrouwe van Voorne, voorbehielden. Ook behieldt hy vierhonderd Schilden, jaarlyks, uit de Dordrechtsche tollenGa naar voetnoot(h). |
|