Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijMargareet zoekt hulp in Engeland.Vrouw Margareet kreeg, in Henegouwen, de tyding deezer verandering, die haar geweldig verbaasde. Zy steunde wel op de trouwe van eenige voornaame Edelen en weinige Steden; doch was met reden bedugt, dat derzelver magt te gering mogt bevonden worden, tegen den aanhang haars Zoons, die dagelyks aanwies. In deeze verlegenheid, nam zy haare toevlugt tot Koning Eduard, haaren Schoonbroeder, wien zy de Regeering deezer Landen, onder zekere voorwaarden, voor een bepaald getal van jaaren, beloofde af te staanGa naar voetnoot(l), mids hy haar, tegen den aanhang haars Zoons, beschermde; 't welk hy aannam. | |
[pagina 278]
| |
Geduurende deeze onderhandeling, sloeg het vuur van tweedragt hier te lande ligter laage ten dake uit. De aanhangers van Hertoge Willem, die men, naderhand, Kabbeljaauwschen noemde, veelligt om dat zy, als groote visschen, de kleinen poogden te verslinden, wapenden zig alomme tegen hen, die Vrouwe Margareet getrouw gebleeven waren. Deezen schynen zig, sedert, Hoekschen genoemd te hebben, om te kennen te geeven, dat zy moeds genoeg hadden, om hunne partyen te verkloeken, even als men den Kabbeljaauw, met den Hoek, vangt. Zy maakten zig, daarbenevens, door het draagen van roode mutsen, kenbaar. De Kabbeljaauwschen droegen graauwen. En sommigen tekenen aanGa naar voetnoot(m), dat de party, die, in de gevegten, welken geduurig voorvielen, de overhand hadt, der wederpartye, den bol uit de muts sneedt; 't welk men den lever uitsnyden noemde. |
|