Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijNaaste Erfgenaamen van Willem den IV.De naaste Erfgenaamen van Willem den IV. waren zyne Zusters, Margareet, Gemaalin van Keizer Lodewyk, Filippa, Gemaalin van Eduard den III. Koning van Engeland, Joanna, Gemaalin van Willem, Graave van Gulik, en Elizabet. Men vindt niet dat deeze twee laatsten, zo zy anders nog leefden, eenigen eisch op de nalaatenschap van Graave Willem gemaakt hebben. Margareet, de oudste, was, buiten tegenspraak, naast geregtigd tot het bezit dier Graafschappen, welken, gemeenlyk, onder één' en denzelfden Graaf gestaan hadden: hoedanige Holland en | |
[pagina 267]
| |
Zeeland waren. Ook wees het Lands gebruik haar deeze Graafschappen toeGa naar voetnoot(d). Doch Koning Eduard stelde terstond zyne poogingen in 't werk, om ten minsten een deel derzelven, voor zyne Gemaalinne, magtig te worden. Jan van Beanmont werdt, naauwlyks eene maand na de dood van Graave Willem, door hem gemagtigd, om voor het aandeel der Koninginne in 's Graaven nalaatenschap zorg te draagenGa naar voetnoot(e). Doch toen Beaumont, kort hier na, tot de zyde van Frankryk overgegaan was, werdt deeze zorg Otto van Kuik en eenigen anderen aanbevolenGa naar voetnoot(f), die te gelyk volmagt kreegen, om, met de andere Erfgenaamen, over de verdeeling der nalaatenschap in onderhandeling te treedenGa naar voetnoot(g). |
|