Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijOorlog tusschen Engeland en Frankryk, in welken de Hollanders gemengd zyn. 1338.Eduard de III, zig op gelyke wyze met Jan den III, Hertoge van Brabant, en met andere Nederlandsche Vorsten verbonden hebbende, stak, in den Zomer des jaars 1338, naar Antwerpen over, alwaar zyne Bondgenooten hem waren komen opwagten. De Koning hadt gaarne gezien, dat zy zig openlyk tegen Frankryk hadden verklaard. Doch 't scheen, dat de dood van Graave Willem | |
[pagina 240]
| |
den III, die de ziel van dit Bondgenootschap geweest was, den voorigen yver hadt doen verflaauwen. Men kwam dan, te Antwerpen, tot geen besluit. Doch de Bondgenooten, in 't midden van Oogstmaand, te Halle in Henegouwen, werwaards Graaf Willem de IV. en zyn Oom, Jan van Beaumont, zig begeven hadden, byeen gekomen zynde, besloot men, eenpaarig, ‘dat Eduard niet bygestaan kon worden, zo de Keizer niet in 't Verbond betrokken werdt, en zo hy den Bondgenooten, als Leden des Ryks, geen bevel gaf, om Frankryk den oorlog aan te doen.’ Aan een voorwendsel tot zulk een' Oorlog, zou 't niet ontbreeken. Frankryk hadt Kameryk en het Kameryksche bemagtigd: welken men, als deelen des Duitschen Ryks, met de wapenen in de hand, zou konnen wederom eischen. Men maakte dit Besluit den Koning van Engeland te Antwerpen bekend, die 'er, gedwongen, genoegen in nam, en terstond den Graaf van Gulik en eenige anderen naar 't Keizerlyk Hof afvaardigde: alwaar zy, de Keizerin Margareet, Zuster der Engelsche Koninginne, op hunne hand hebbende, boven verwagting slaagdenGa naar voetnoot(f): en tegen Slagtmaand wederom keerden, met Keizerlyke Brieven, by welken, Koning Eduard zelf, tot Ryks-Stedehouder, werdt aangesteld, met magt, om de Leden des Ryks in de wapenen te brengen, regt te doen, en geld te munten, in 's Keizers naamGa naar voetnoot(g). Graaf Willem de III. wàs, | |
[pagina 241]
| |
by Brieven van Keizer LodewykGa naar voetnoot(h), op den veertienden van Hooimaand des jaars 1330, te Spiers gegeven, gemagtigd geweest, om de geschillen over de grenzen des Ryks, naar den kant van Henegouwen en Frankryk, te vereffenen: en hierom hebben sommigenGa naar voetnoot(i) hem ook den naam van Ryks-Stedehouder gegeven. Veelligt heeft het Ryks-Stedehouderschap van Eduard zig insgelyks alleen over de grenzen des Ryks, naar den kant van het Kameryksche, Henegouwen en Frankryk, uitgestrekt. 't Leedt, ondertusschen, naauwlyks een jaar, of deeze nieuwe waardigheid, welke Paus Benediktus de XI. oordeelde, hem tot oneere te strekkenGa naar voetnoot(k), werdt hem, door Keizer Lodewyk, wederom benomen. |
|