Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijHoe de Graaven van Holland, van ouds, in Friesland ontvangen werden.‘Wanneer de Heer Graaf in Oostfriesland komen wil, zal hy 'er, zes weeken te vooren, kennis van geeven. Hy zal, door het water Suytvinde, in Staveren komen, en daar zyne opene Brieven toonen, gezegeld door den Heere Koning van Duitschland. De Heer Graaf zal, by zyne aankomst, allen Ingezetenen eene goede en vaste Vrede geeven, die door elk bezwooren en gehouden zal moeten worden. Alle Graaflyke Leenmannen zullen hunne Leenen van den Heere Graave komen verheffen, gelyk regt is. Hier na, zal de Graaf van Staveren verreizen, naar zyn Land, Hofland genaamd, gelegen in Kempenesse. Van Kempenesse, zal hy naar Aldanen gaan, van Aldanen naar Vroonakker by den Groenendaal, alwaar elk voor hem verschynen zal. Vier van de voornaamsten en edelsten zullen hem hier, [op een schild], van de aarde om hoog heffen, en men zal hem, in 't gevolg, altoos voor Heere erkennen. Vervolgens zal de Graaf hier te regt zitten, over allerlei geschillen, misdaaden en verraderyen, binnen den Lande voorgevallen: en naar het oordeel zyner mannen, uitspraak doen. | |
[pagina 228]
| |
Op deeze wyze, plagten zyne Voorzaaten in 't Land te komenGa naar voetnoot(s).’ Na 't sluiten van dit Verdrag met de Friezen, schynt Willem de III. wederom, als te voorenGa naar voetnoot(t), Schouten in Friesland gesteld te hebben: gelyk men, met egte stukken, bewyzen kan dat, door zynen Zoon en Opvolger, Willem den IV., in 't jaar 1344, geschied isGa naar voetnoot(u). De opene Brieven, met welken Keizer Lodewyk ‘den Grietmannen, Raaden, enGa naar margenoot*Gemeenten des Lands van Friesland, Oistergo en Westergo, beveelt, Graave Willem voor hunnen Heere te ontvangen’, zyn nog voorhanden, en te Spiers, op den veertienden van Zomermaand des jaars 1330, gegevenGa naar voetnoot(2). |
|