Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXV. Graaf Willem zoekt Oostfriesland te bemagtigen.Al wat wy nu, wegens de Stigtsche Geschiedenissen, te boek gesteld hebben, toont ten klaarsten, dat de Graaf het Utrechtsch Bisdom genoegzaam geheel in bedwang hadt. Doch de geringe magt des Bisschops, die hem niet toeliet de zaaken van 't Stigt in orde te houden, moest hem nog veel meer buiten staat stellen, om voor de Landen der Utrechtsche Kerke, buiten 't Stigt gelegen, zorg te draagen. Friesland beoosten de Zuiderzee, immers Oostergouwe en Westergouwe, moest, volgens de overeenkomst van den jaare 1165, die in 't jaar 1204 bevestigd was, door de Graaven van Holland en de Bisschoppen van Utrecht beregt wordenGa naar voetnoot(m). Willem de I. was, eer hy Graaf werdt, door zynen Broeder, Dirk den VII, met dit Regt op het Friesche Graafschap verlyd, en heeft, eenige jaaren, in Friesland gebied gevoerd. Doch na zynen tyd vindt men niet dat de Hollandsche Graaven en veel minder nog de Bisschoppen van Utrecht zig merkelyk met de Frie- | |
[pagina 225]
| |
sche zaaken bemoeid hebben. Van Floris den V. alleen, wordt gemeld, dat de Stad Staveren hem, in 't jaar 1290, voor Heere hebbende aangenomen, Keuren van hem ontvangen heeft. Ook verhaalen laater Schryvers, dat vyftienhonderd Hollanders, onder welken ook eenige Enkhuizers waren, in 't jaar 1309, om welke reden weet men niet, eene Landing in Friesland gedaan; doch weinig nitgeregt hebbenGa naar voetnoot(n). Doch by de oudsten, vind ik hier geen gewag van. Nu oordeelde Willem de III, dat hem de kans te schoon stondt, om zig van 't gantsche gebied over Friesland te verzekeren, dan dat hy 'er zig niet van bedienen zou. Bisschop Jan was buiten staat, om hem zulks te beletten. En het aanzien, dat hy reeds verkreegen hadt, moest hem noodwendig ook by de Friezen gedugt maaken. In 't jaar 1323, waren de Grietmannen, Regters, Kerkvoogden en de verdere Geestelykheid van Oostergo en Westergo en de overige Zeelanden van Friesland by een gekomen, om de Upstalsboomsche Wetten te vernieuwen, en hadden onder anderen beslooten ‘hunne Vryheid eenpaarig en gewapenderhand te beschermen, indien eenig weereldlyk of geestelyk Vorst, van welk eenen rang ook, hen bestreedt, of 't juk van dienstbaarheid op den hals poogde te leggenGa naar voetnoot(o).’ En veelligt gaf dit besluit Graave Willem aanleiding om zig, in 't jaar | |
[pagina *3]
| |
L. F. du Bourge del.
P. Tanji Sculps. Inhuldiging van den Graave van Holland, tot Heere van Friestand. | |
[pagina 226]
| |
1325, ernstiger dan voorheen, met de Regeering van Friesland te moeijen. Hy hadt toen twee Inwooners van Staveren, tot Schouten of Regters, over de Stad en 't Land daaromtrent aangesteld. Doch deeze nieuwigheid mishaagde den Friezen, welken, aangehitst door den Abt van S. Odulfs Klooster, die thans veel gezags in Staveren oefende, de Graaflyke Schouten verjaagden, en derzelver wooningen, die, 't welk, hier te lande, nog wat zeldzaams was, van steen gebouwd waren, ten gronde toe afbrakenGa naar voetnoot(p). Dit bedryf werdt hoog by den Graave genomen. Hy rustte eene Vloot uit, die, langs de Zuiderzee kruisfende, den Frieschen Schepen veel nadeels toebragt. Zelfs deedt zy, nu en dan, eene Landing op de Friesche Kust, by welke gelegenheid, het Dorp Marden en eenige Landen daaromtrent plat gebrand en ledig geplonderdGa naar margenoot+ werden. De Friezen, hier door tot nadenken gebragt, verzogten met den Graave in onderhandeling te mogen komen, 't welk hun vergund werdt. In Bloeimaand des jaars 1328, kwamen de Abt van S. Odulfs Klooster en eenige Afgevaardigden der Burgerye van Staveren, te Haarlem, met Graave Willem overeen ‘dat de Graaf van Holland voortaan Schouten, Schepenen en andere Regters in Friesland zou aanstellen, naar welker vonnissen, zy beloofden zig te willen voegen.’ Ten zelfden tyde, deeden zy den Graave huldeGa naar voetnoot(q). Sommigen voegen 'er | |
[pagina 227]
| |
by, dat zy hem een oud Geschrift vertoonden, behelzende de plegtigheden, met welken de Graaven van Holland, van ouds, in Friesland beoosten de Zuiderzee, ontvangen werden en te regt zatenGa naar voetnoot(r). Veelligt is dit Geschrift het zelfde geweest, welk nog op de Leenkamer in den Haage bewaard wordt, en van deezen inhoud is: |
|