Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijKeizer Albrecht poogt een' inval in Holland te doen; doch keert te rug, zonder zyn oogmerk bereikt te hebben.Keizer Albrecht, die zig reeds vleidde met de hoop van Holland en Zeeland haast voor zyne overmagt te zien buigen, vondt zig egter, in deeze verwagting, bedroogen. Terwyl hy te Keulen een Leger verzamelde, hadt hy heimelyk Brieven aan de Hollandsche en Zeeuwsche Steden afgevaardigd, in welken hy van den toeleg kennis gafGa naar voetnoot(t). Eenigen deezer Brieven werden Graave Jan in handen gesteld, die, terstond daar op, door gantsch Holland, Heirvaart beschryven deedt, en een aanzienlyk Leger van Edelen en Poorters op de been bragt. De Keizer kwam, met zyne | |
[pagina 146]
| |
magt, in Oogstmaand, te Nieuwmegen; alwaar hy den Graave dagvaarde, onder belofte van vrygeleide. Doch deeze, onderrigt dat 's Keizers Leger zo talryk niet was als het zyne, schroomde niet, te Gorinchem, alwaar de Zamelplaats geweest was, scheep te gaan, en den Waalstroom op naar Nieuwmegen te ftevenen. Naar maate dat hy naderde, week de Keizer agterwaards, tot aan Kraanenburg toe. De Graaf ontscheepte zyn Volk by Nieuwmegen, en zou voortgetrokken hebben, indien Wighald, Aartsbisschop van Keulen, tusschen beide treedende, geen Verdrag bewerkt hadt: waar by Keizer Albrecht beloofde ‘te rug te zullen keeren, en Graaf Jan in 't gerust bezit zyner Landen te zullen laaten: mids dat hy dezelven, van den Keizer, ter leen ontvingGa naar voetnoot(u); gelyk geschiedde. 't Verdrag werdt geslooten, op den vyftienden van OogstmaandGa naar voetnoot(v). |
|