Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijOorsprong en natuur der geregtelyke en openbaare Kampgevegten, hier te Lande.Indien wy, in 't voorgaande gedeelte deezer Historie, niet een en andermaal gezien hadden, dat het houden van Kampgevegten, om moeilyke geschillen te beslissen, ten deezen tyde, in gemeen gebruik was, zou 't veelen Leezeren vreemd voorkomen, hier | |
[pagina 119]
| |
den Baljuw Aloud de Schepens van Dordrecht of derzelver Voorstanders te hooren uitdaagen tot een Kampgevegt, waaraan hy het regt zyner zaake scheen te willen verblyven. 't Zal dan, agt ik, hier niet te onpas komen, dat wy den Oorsprong en natuur deezer zonderlinge gewoonte kortelyk naspooren, en 't verhaal van den uitslag der Dordsche tweedragt zo lang verschuiven. De woeste en oorlogszugtige Volkeren, die deeze landen, oudtyds, bewoonden, den Christelyken Godsdienst hebbende aangenomen, verlooren hunnen ouden aart en zeden niet, dan na verloop van veele eeuwen. De Geestelyken, de eenigste geleerden onder hen, waren geheel onbedreeven in het natuurlyk Regt, en in de gronden der zuivere Regtspleeging: 't welk hen t'eenemaal onbekwaam maakte, om 't Volk, hierin, te onderwyzen, of te regt te helpen. De bygeloovigheid, aan welke zy vast waren, maakte hen hier toe te onbekwaamer. Men bespeurde dit, onder anderen, aan den weg, dien men insloeg, om moeilyke geschillen te beslissen. 't Lot werdt, in 't gemeen, gehouden voor iet heiligs, en dat onder byzonder bestier stondt van de Hemelsche Voorzienigheid. Een beschuldigde, die de misdaad ontkende, werdt, derhalven, veroordeeld, tot moeilyke proeven: waarvan de meer of min onzekere uitkomst gehouden werdt, door de voorzienigheid, bepaald te worden. Hierom kreegen deeze proeven den naam vanGa naar margenoot*Goddelyke Regtspraaken. Somtyds was de beschuldigde gehouden, de hand in | |
[pagina 120]
| |
ziedend water te steeken, 't welk, in de Friesche Wetten, den naam draagt van KetelvangGa naar voetnoot(h); of gloeijend yzer aan te tastenGa naar voetnoot(i), of over brandende koolen te gaanGa naar voetnoot(k): en hy werdt vry gesproken, als hy dit deedt, zonder beschadigd te worden. Voorts was 'er nog eene proef in gebruik, bestaande in zig met opgeheeven' armen, zekeren tyd agter een, voor 't gewydde Kruis te stellenGa naar voetnoot(l). Doch geene proef was gemeener dan die van het KampgevegtGa naar voetnoot(m), waarvan de uitslag, even gelyk de uitkomst van den Kryg onder de Turken en Tartaaren nog tegenwoordig, voor een Goddelyk Vonnis, tusschen den aanlegger en verweerer des Kamps, gehouden werdt. De wetten bepaalden, welke Persoonen met elkanderen kampen mogten: en met welke wapenen, en op welk eene wyze, de kamp moest geschieden. Wanneer 'er eenig geschil ontstondt, welk, by gebrek van getuigenis aan de eene of de andere zyde, door den Regter, niet beslist kon worden, of wanneer eene der partyen, verkooren hebbende, 't geschil aan een Kampgevegt te stellen, de andere party hierin hadt doen bewilligen, beval de Regter het houden van een Kampgevegt. 't Gebeurde zelfs, somtyds, dat zulke Schepens, die men hieldt onbekwaam te zyn, om als Reg- | |
[pagina 121]
| |
ters over zekere zaak te zitten, tot eenen Kamp werden uitgedaagd; wanneer zy zig van gehuurde Kampvegters konden bedienen, om voor hun te strydenGa naar voetnoot(n). De Vrouwen ook, eenig geschil hebbende, dat, door een' Kamp, beslegt worden moest, bedienden zig van zulke huurlingen: of zo 't geschil haare eer betrof, en zy, in schoonheid of aanzien, uitstaken onder haars gelyken, kampten de Ridders, die haare gunst zogten, voor haar. Wy hebben reeds gezienGa naar voetnoot(o), dat de Kampgevegten, tusschen Hollanders of Zeeuwen en Vlaamingen, te Brugge, gehouden moesten worden. En men vindt, dat zulks, nog in den aanvang der vyftiende eeuwe, met kennis van den Graave en den Raade van Holland, bestemd is, zynde toen Jan van Necke aanlegger, en Heer Adryaen van Treslonge verweerer des KampsGa naar voetnoot(p). Ook blykt, dat 'er, omtrent dien zelfden tyd, voor Graave Willem den VI, in Henegouwen gekampt is, om eenen doodslag te bewyzen; met dit gevolg, dat de beschuldigde, den kamp verliezende, onthalsd werdtGa naar voetnoot(q). Doch te Delft, te Leiden, in den Haage, en op andere plaatsen in Holland, werdt ook, meermaalen, gekamptGa naar voetnoot(r). Men stelde eenen dag vast, tegen welken het Kampveld, met kryt en een geschooren touw, afgetekend werdt. Men bepaalde 't getal en de foort der wapenen. In de oudste tyden, | |
[pagina 122]
| |
streedt men met stokkenGa naar voetnoot(s), naderhand met zwaarden of degens. Men nam verscheiden' andere naauwkeurigheden in agt, strekkende, om den eenen Kampvegter geen voordeel boven den anderen toe te staan. Ook moesten de Kampvegters, voor 't aangaan van den stryd, biegten en 't Avondmaal ontvangen: 't welk, nevens eenige andere byzonderheden, gezien kan worden in de Rekening der onkosten op een Kampgevegt, in de veertiende eeuwe, tusschen Willem van Leeuwen en Boudyn Janszoon, Hollandsche Edelen, te Delft, gehoudenGa naar voetnoot(t). Een Kampvegter werdt gerekend overwonnen te zyn, als hy viel, of als hy op den grond geworpen werdt, of als hy over de lyn uit het kryt werdt gedreeven. Hy moest dan, in Zeeland, den Graave drie pond aan boete betaalenGa naar voetnoot(u), en verloor, daarenboven, zyn geding. Deeze wyze van regtspleegen bleef, eeuwen agter een, in gebruik. Doch na dat men, in de twaalfde eeuwe, het tweede gedeelte van 't Wetboek van Justiniaan gevonden hadt, begon de lust te herleeven, om zig in 't Roomsche Regt te oefenen. Allengskens veranderde de wyze van regtspleegen, in Italie, in Frankryk, en ook hier te Lande. Men begon zig alleen van schriftelyke en mondelinge getuigenissen te bedienen, in de Regtspleegingen. Men hieldt openbaare Registers, waar uit de adeldom, de | |
[pagina 123]
| |
wettige geboorte, de ouderdom, het huwelyk en andere dingen, waar over geschil vallen kon, beweezen konden wordenGa naar voetnoot(v). Men stelde zelfs de byzondere Lands gewoonten, die, voorheen, alleen in 't geheugen plagten bewaard te worden, in geschrift: wordende onze meeste oude Steden - Keuren en Handvesten, met reden, voor zulke beschreeven' Gewoonten gehouden. Door deeze middelen, sneedt men de gelegenheden tot veele Kampgevegten af; die, eindelyk, genoegzaam alleen, onder luiden van adel of van den degen, in gebruik bleeven. In Engeland, heeft de Koning nog zynen Kampvegter, die aanbiedt zyns Heeren Regt tot de Kroon, tegen elk, met de wapenen, te verdedigen. Ook vind ik, in den aanvang der Beroerten van de zestiende eeuwe, nog een voorbeeld van iemant hier te Lande, die openlyk heeft aangebooden, zynen goeden naam, in eenen Kamp, te willen voorstaanGa naar voetnoot(x). Evenwel waren de geregtelyke en openbaare Kampgevegten, en vooral de vuur- en water- en andere proeven, al lang te vooren, hier te lande, in onbruik geraakt. Zelfs begon men, in den tyd, welks Historie wy nu beschryven, de onzekerheid van de wyze van regtspleegen, door een Kampgevegt, reeds, in zo verre, te zien, dat die van Delft, gelyk wy aanmerkten, geenen zin hadden, om de Voorregten der Steden, en dus ook niet die van Dordrecht, aan een Kampgevegt te hangen. |
|