Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijDe Baljuw Aloud en Wolferd zoeken eene inbreuk te doen op de Dordrechtsche Voorregten.Dordrecht hadt, zo wel als andere Steden, by Brieven van Koning Willem, Graave van HollandGa naar voetnoot(e), het Voorregt verkreegen ‘dat de misdaaden, aldaar begaan, nergens anders, en door niemant dan door Schepenen der Stad, beregt mogten wordenGa naar voetnoot(f).’ My is niet bekend, dat 'er ergens Brieven, in welken dit, met zo veele woorden, gelezen | |
[pagina 116]
| |
wordt, voorhanden zyn; doch in eene Handvest, door denzelfden Koning Willem, in 't jaar 1252 gegeven, worden geene anderen dan Schepenen genoemd, om, zelfs zonder hooger beroep, vonnis te vellen. Ook wordt 'er duidelyk in verklaard ‘dat Schepenen blyven zouden in het Regt, waarin hunne Voorzaaten plagten te zyn:’ welk Regt, naar alle waarschynlykheid, geen ander geweest is, dan het Regt, om misdaaden, te Dordrecht begaan, ook alleen aldaar, door Schepenen, te doen beregtenGa naar voetnoot(g). Aloud, Baljuw van Zuidholland, aangezet door Heere Wolserd,Ga naar margenoot+ ondernam, in 't jaar 1299, eene inbreuk op dit Voorregt te doen. Men hadt te Dordrecht eenige Misdaadigen in hegtenis, over welken de Baljuw eene stille waarheid, gelyk men toen sprak, bezitten wildeGa naar voetnoot(1). De Schepens, oordeelende, dat hun dit Regt alleen toekwam, wilden 'er zig ook van bedienen: gelyk zy deeden. Naderhand beweerden zy, dat de Baljuw zelf zyne toestemming gegeven hadt tot het gene zy gedaan hadden: hoewel deeze zulks ontkende. Terwyl de Schepens met de Regtsvordering bezig waren, kwam Wolferd, van den Graave verzeld, te Dordrecht. Hy eischte terstond, dat hem de stukken van | |
[pagina 117]
| |
't geding behandigd werden, voorwendende, dat de zaak tot 's Graaven Regtbank behoorde. En indien de misdaad hoog Verraad geweest zy, gelyk sommigen willen, scheen Wolferds voorgeeven zo ongegrond niet, als men te Dordrecht waande. Doch waar in de misdaad der gevangenen bestaan hebbe, blykt niet klaar. Zeker is 't, dat de Schepens de stukken weigerden over te leveren, ernstelyk beweerende, dat zulks met hunne Voorregten streedt. Wolferd, hier over gestoord, dreigde de Schepens met de Gyzeling, en beval eenigen van hun den Graave te volgen, die, terstond hier op, over Delft naar den Haage vertrok. Die Schepens, welken Wolferd gebooden hadt, te Delft te komen, liepen, om het voorstaan hunner Voorregten, meest by hem in 't oog. Men oordeelde, hierom, te Dordrecht, dat zy niet onverzeld vertrekken moesten. Hun werden, derhalven, een goed getal van Gemagtigden uit de Wethouderschap toegevoegd, zo dat zy, in 't geheel, tien of twaalf sterk waren. Jan de Molenaar en Pieter Heeren Tielemans Zoon zyn de eenigsten deezer Gemagtigden, welken men met naam en bynaam genoemd vindt. Nog drie anderen, Jakob, Hein en Pauwels, worden, naar het eenvoudig gebruik dier tyden, alleenlyk by hunne voornaamen beschreeven: van welken drie, de twee laatsten meest voor de Voorregten geyverd hadden. Ook bleeven zy te Delft, terwyl eenigen der anderen den Graave, in den Haage, kwamen spreeken. Na dat zy hier eenigen tyd ver- | |
[pagina 118]
| |
toefd hadden, alzo Graaf Jan, buiten Wolferd, die eerst niet ten hove was, geen besluit kon neemen, vroeg men hen, naar de andere Afgevaardigden, in 't byzonder naar Hein en Pauwels, die nog te Delft waren. Dit deedt hen vermoeden, dat men iets args met deezen twee voorhadt: die, hier van gewaarschuwd, terstond naar huis keerden. De Graaf en Wolferd begaven zig ook, kort hier op, naar Delft, waarschynlyk met oogmerk, om de twee yveraars te doen vatten. Doch toen men vernam, dat zy vertrokken waren, werdt 'er, voor de Delftsche Wethouderschap, over 't geschil gehandeld, niet zonder veel hevigheid van wederzyde. De Baljuw Aloud boodt aan, in een Kampgevegt te willen treeden, tegen elk, die 't met de Schepens hieldt. Doch die van Delft oordeelden, dat men der Steden Voorregten, aan den uitslag van een Kampgevegt, niet behoorde te waagen. Toen wendde men 't over eenen anderen boeg. Hein en Pauwels werden in 't ongelyk gesteld, om dat zy den Graave niet hadden durven afwagten. Men kreet dit voor wederspannigheid uit, en nam het zo euvel, dat de Graaf de Stad Dordrecht met zyne hoogste ongenade dreigde, en verstoord naar den Haage keerde. |
|