Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX. Ongelukkige Togt van Bisschop Willem tegen de Waterlanders.De Bisschop van Utrecht hadt zig van den opstand der Westfriezen meer voordeels beloofd dan de bloote overmeestering van het Slot te Muiden, 't welk hem in handen gevallen was. De beheering van gantsch Holland was het minst, dat hy zig toegelegd hadt. Om hier toe te geraaken, stak hy, omtrent deezen tyd, over naar Friesland beoosten de Zuiderzee, en ondernam daar, den jongen Graave en de Hollanders van Ongeloove of Ketterye verdagt te maaken. Toen hy 't Volk hier van, in openlyke Redevoeringen, de ooren vol geblaazen hadt, predikte hy eene Kruisvaart tegen de Hollanders, en bewoog eene menigte Friezen, om zig, onder zyn bevel, scheep te begeven. Hy hadt het op Waterland gemunt, en zogt by Monnikendam te landen. Doch de Kennemers en Waterlanders, op hunne hoede zynde, kwamen, met eenige schepen, op hem af, vernielden zyne Vloot, en noodzaakten hem, in een ligt vaartuig over te stappen, en de vlugt te neemen naar Overyssel. De Friezen, die gevangen bleeven, werden, niet dan na 't betaalen van een aanzienlyk losgeld, geslaaktGa naar voetnoot(l). | |
[pagina 109]
| |
Wolferd van Borselen begon zig allengskens zo veel gezags aan te maatigen, datGa naar margenoot+ zulks allen Edelen in 't oog stak. Hy hadt van den Graave een Geschrift weeten te verkrygen, waarby deeze zig met eede verbondt ‘in alles den raad van Heere Wolferd te zullen opvolgen, en hem te zullen beschermen, indien hem, hierom, of om dat hy zig tegen de Moorders van Graave Floris aankantte, eenig leed overkwam; mids dat hy beloofde, den Graave altoos naar zyne beste kennis te zullen raaden: 't welk duuren zou, tot dat de Graaf volle vyfentwintig jaaren bereikt zou hebben.’ Dit Geschrift, welk nog in wezen isGa naar voetnoot(m), was op den dertigsten van Grasmaand des jaars 1297, te Nyenroode, een Slot aan den Vegtstroom, getekend. Na dien tyd, stelde Wolferd zyner heerschzugt geene paalen meer. Hy en zyne Maagen bestierden alles naar hun welgevallen. Wolferd was niet slegts Hoofd van 's Graaven Raad; maar wilde eerlang Raad alleen zyn, sluitende nu den een', dan den anderen Heer buiten de gewigtigste onderhandelingen, terwyl hy den jongen Graaf overal met zig herom voerde, en beveelen en zegelen deedt, 't gene hy goedvondtGa naar voetnoot(n). Dirk van Brederode was de eerste, die, door zyn toedoen, uit den Raad gezet werdtGa naar voetnoot(o). Toen lag Jan van Renesse, thans Baljuw van Zuidholland, aan de beurt, dien hy, van eenen toeleg tegen 's Graaven Persoon, verdagt | |
[pagina 110]
| |
maakte, en door een vonnis, te Veere geweezen, ten lande uit bannen deedt: waar na zyn Slot, Moermond, bemagtigd en geslegt werdtGa naar voetnoot(p). Eindelyk trok Wolferd al het gezag der Regeeringe aan zig; waarvan hy zig meesterlyk wist te bedienen, om zig zelven te verryken. Want, niet vergenoegd, dat hy, door een dubbel Huwelyk van zig zelven met de Vrouwe, en van zyne Dogter met den Jonkheer van Voorne, deeze Heerlykheid in zyn Huis hadt overgebragt, deedt hy zig, door den Graave, ook verscheiden' verbeurd verklaarde adelyke goederen opdraagen: onder anderen de Landen van Woerden en BenskoopGa naar voetnoot(q): van welken hy het eerste zo dra niet in zyne magt hadt, of hy deedt, om zig in het bezit te handhaaven, ten Noorden van den Ryn, tusschen Woerden en Harmelen, eenen Burgt aanleggenGa naar voetnoot(r), van welken de Graften nog in wezen zyn. |
|