Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI. Wolferd van Borselen lokt de Vlaamingen in Walcheren.Terwyl dit in Westfriesland gebeurde, werdt Zeeland niet minder ontrust van eenen kant, van welken men zulks minst zou verwagt hebben, te weeten, door Zeeuwsche Edelen zelven. Wolferd van Borselen, die zig, sedert den jaare 1289Ga naar voetnoot(n), buiten 's Lands, of ten minsten niet dan in stilte binnen deeze Landen onthouden hadt, vertoonde zig, al terstond na het gevangen neemen van Graave Floris, binnen Dordrecht, van zins om voordeel te trekken uit de onlusten, die Holland en Zeeland dreigden. Hy hadt zig, voor deezen, om zyne oogmerken te bereiken, van de hulp des Graaven van Vlaanderen bediend, en wilde nu dien zelfden weg inslaan. Den Dordtenaaren dan diets gemaakt hebbende, dat | |
[pagina 100]
| |
men reden hadt, om voor eenen inval der Vlaamingen bedugt te zyn, die schielyk voor komen moest worden, bewoog hy hen, om twee wel bemande Koggen onder zyn bevel te stellen, met welken hy naar Veere in Walcheren overstakGa naar voetnoot(o). Wolferd, met deeze magt gesterkt, was genoeg gedekt tegen de Vrienden van Graave Floris in Zeeland. Doch alzo hy grooter uitzigten hadt dan zyne eigene veiligheid, hadt hy meer magt noodig. Hy begafzig, derhalven, kort hier op, naar Vlaanderen, en bewoog Graaf Guy, die van zelf genegen genoeg was, om met het ongeluk van Graave Floris zyn voordeel te doen, tot het onderneemen van den inval in Walcheren, waar over hy te Dordrecht zo bekommerd gescheenen hadt. Men kan naauwlyks twyfelen, of Koning Eduard, thans zo naauw verbonden met Graave Guy, en zelfs met Borselen in geduurige onderhandeling, heeft kennis van deeze onderneeming gehad; schoon 'er de Historieschryvers van zwygen. Zelfs mag men, op goeden grond, vermoeden, dat de inval, met overleg van den Koning, ondernomenis, om Avennes, die naauwe Vriendschap met Frankryk onderhieldt, van de VoogdyschapGa naar margenoot+ te ontzetten. De Graaf van Vlaanderen stak zelf, met zyn Leger, naar Walcheren over, en was zo dra niet geland, of hy sloeg het Beleg voor Middelburg. Wolserd hielp hem, leggende, om de Stad te benaauwen, eenen dam in de Arne, by de Sterkte Mortier, waar door den belegerden, de toevoer | |
[pagina 101]
| |
te water afgesneeden werdt. Men verzekerde, ten dien' tyde, dat hy zig verluiden liet, het Slot Kroonenburg, toen nog niet opgegeven, te willen ontzetten, zo dra Middelburg bemagtigd zou zyn: 't welk, zo 't geloof verdient, klaarlyk bewyst, dat hy met de verbonden' Edelen verstand hieldtGa naar voetnoot(p). De Middelburgers, schoon men hun, terwyl 't Beleg duurde, door schoone woorden en eene aanzienlyke somme gelds, tot de overgaave, poogde te beweegen, toonden zig des t'eenemaal ongezind. De Stad was reeds eenige maanden belegerd geweest, toen Avennes naar Zierikzee afvoer, om het ontzet te bevorderen. De tyding van zyne aankomst deedt de VlaamingenGa naar margenoot+ besluiten, de Stad te verlaaten. En terwyl zy hier mede bezig waren, deeden de Middelburgers eenen uitval, in welken zy den dam, die de Haven sloot, doorstaken. Avennes, kwam toen, zonder vyand ontmoet te hebben, binnen Middelburg, alwaar hy, van de Burgers, met veel blydschap werdt ontvangen. |
|