Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijMaatregels van eenige Edelen, om de Voogdyschap voor Jan van Avennes te verzekeren.In deeze Stad, waren zy en veele anderen, op den derden dag na 's Graaven gevangenis, byeen gekomen, en hadden van dit zonderling voorval, door Brieven, aan Keizer Adolf, aan Sifrid, Aartsbisschop van Keulen, en vooral aan Graave Jan van Henegouwen kennis gegeven. Doch zo dra men, te Dordrecht, tyding kreeg van 's Graaven omkomen, ontboodt men den laatsten, in aller yl, herwaards; die, zynen Broeder Guy vooraf zendende, verklaarde eerlang in persoon te zullen volgenGa naar voetnoot(a). Men gaf ook ten eersten kennis van 's Graaven omkomen, aan Eduard, Koning van Engeland, en verzogt hem, ‘dat hy den jongen Graaf ten spoedigsten wilde herwaards zenden, en van eenige manschap doen verzellen, op dat hem de vyanden, die zynen Vader omgebragt hadden, niet | |
[pagina 88]
| |
overvallen, en op gelyke wyze mishandelen mogten.’ Uit welk schryven blykt, dat zy ten minsten onkundig schynen wilden van het aandeel, welk de Koning, in den aanslag tegen Graave Floris, gehad hadt. De Brief, die nog voor handen isGa naar voetnoot(b), werdt overgebragt door Fioris, Abt van Egmond. Hy was, uit den naam van Loef van Kleeve, den Heere van Arkel, den Heere van deGa naar margenoot* Lek, en alle de Edelen des Graafschaps van Holland geschreeven. Loef hadt hem, uit aller naam, bezegeld. Deeze Loef was een Broeder van Dirk, regeerenden Graave van Kleeve. Doch om welke reden hy zig, hier te Lande, ophieldt, is my niet gebleeken. Hy hieldt, gelyk uit deezen Brief af te neemen is, ten minsten in 't eerst, de zyde dier Edelen, welken den Graaf van Henegouwen tot Voogd begeerden. |
|