Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijOf Graaf Floris veertig Huisluiden edel verklaard heeft.Zo men staat maaken mag, op het getuigenis eens Schryvers, die vyftig jaaren na Graave Floris gebloeid heeft, en verhaalt, dat de Graaf, omtrent deezen tyd, veertig van de rykste Huisluiden edel verklaard hadtGa naar voetnoot(e); zou men mogen agten, dat de oudste Edelen, in 't algemeen, hierom, tegen den Graave, verbitterd geworden waren. De zaak zelve, het veradelen, naamlyk, van Huisluiden, heeft geene onwaarschynlykheid. Zelfs verschaffen 'er 's Lands Gedenkschriften, in laater tyden, een duidelyk voorbeeld vanGa naar voetnoot(f). Doch dat 'er, ten tyde van Graave Floris, iets diergelyks gebeurd zyn zou, wordt door niemant der Tydgenooten verhaald. Een Engelsch Schryver, die, in den aanvang der veertiende eeuwe, bloeide, meldt nog eene andere oorzaak van het misnoegen der HollandscheGa naar margenoot+ EdelenGa naar voetnoot(g). De Graaf hadt, meent hy, voor, zynen natuurlyken Zoon, tot zynen Erfgenaam en Opvolger, te verklaaren: 't welk de Edelen niet gedoogen wilden. Dit, schoon 'er, by niemant anders, een woord van gerept is, kon egter, ten dien tyde, met veel | |
[pagina 71]
| |
schyn, worden verspreid, en werdt, veelligt, van sommigen geloofd. Graaf Floris kon geagt worden, zo zeer gebeeten te zyn op den Engelschen Koning, dat hy zynen wettigen Zoon, die met dien Vorst zo goed als vermaagschapt; immers geheel in zyne magt, en nog jong van jaaren was, 's Vaders Erfenis misgunde, op dat Eduard en de Engelschen hier geen' voet in 't Land mogten krygen. Men wist, daarenboven, dat Floris zynen natuurlyken Zoon, Witte van Haamstede, dien hem, zegt menGa naar voetnoot(h), de Dogter des Heeren van Heusden gebaard hadt, zeer genegen wasGa naar voetnoot(i). En uit eenen Brief van Koning Eduard, omtrent deezen tyd, aan Keizer Adolf geschreevenGa naar voetnoot(k), blykt, dat hy bedugt was, of wel bedugt schynen wilde, dat Floris zyn Graafschap aan iemant vreemds mogt opdraagen. Doch hoe veel schyns dit ook hebben mogt; naardien 'er onze Schryvers van zwygen, is 'er geen staat op te maaken. In Engeland, hadt men reden, om de waare oorzaaken van 's Graaven ongeluk bedekt te houden. |
|