Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
tyd, de gereezen' geschillen, door goede mannen, moesten afgedaan worden. Het Bestand was, op den negenden van Oogstmaand, des jaars 1284, teGa naar margenoot* Utrecht getekendGa naar voetnoot(h); doch over de vereffening deezer geschillen, schynt men, in 't volgend jaar, nog in Engeland gehandeld te hebbenGa naar voetnoot(i). Weinig vindt men, by onze Schryvers, wegens de oorzaaken deezer oneenigheid. Jan de I, Hertog van Brabant en Reinoud van Gelder beweerden, omtrent deezen tyd, beide regt te hebben op het Hertogdom Limburg. Graaf Floris schynt de zyde des Hertogs, met de wapenen, voorgestaan; en Graave Reinoud zelfs eenig Land ontnomen te hebbenGa naar voetnoot(k). Doch in 't jaar 1285, erkende Graaf Floris Reinoud, voor Hertog van LimburgGa naar voetnoot(l), en vermoedelyk is, hier mede, de onderlinge twist, voor een poos, bygelegd geweest. Koning Eduard poogde ook den Graaf van Gelder met den Hertog van Brabant te bevredigenGa naar voetnoot(m); doch dit gelukte niet. Zelfs viel 'er, tusschen Hertog Jan van Brabant en den Graave van Gelder, op den vyfden van ZomermaandGa naar margenoot+ des jaars 1288, by Woeringen, in 't Aartsstigt van Keulen, een hevig gevegt voor, in welk Graaf Reinoud de nederlaag kreeg, en gevangen genomen werdtGa naar voetnoot(n). Sedert | |
[pagina 35]
| |
werdt 'er, door bemiddeling van Filips den Schoonen, Koning van Frankryk, eene Vrede getroffen, en te Parys, in Wynmaand des jaars 1289, getekend, volgens welke, Graaf Reinoud in vryheid gesteld werdt, mids dat hy den Hertog van Brabant, voor Hertog van Limburg erkende, en hem de Stad Tiel afstondt; waar tegen Hertog Jan de Bommeler- en Tielerwaard, aan den Graave, moest afstaanGa naar voetnoot(o). |
|