Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Oorsprong van den Oorlog met Vlaanderen.De Vrede tusschen Holland en Vlaanderen, te vooren zo dikwils gestoord, scheen, sedert eenige jaaren, genoegzaam bevestigd te zyn. Het Verdrag van den jaare 1168, hoe nadeelig ook voor de Hollandsche Graaven, was, door verscheiden' der zelven, bekragtigdGa naar voetnoot(b): eerst door Lodewyk van Loon, in den jaare 1203Ga naar voetnoot(c), daar na door Willem den I, waarschynlyk, omtrent den jaare 1213, en eindelyk door Willem den II. zelven, na zyne Verkiezing tot Roomsch-Koning, op den zevenden van Hooimaand des jaars 1248Ga naar voetnoot(d). Doch 't leedt maar weinige jaaren, of deeze Vrede werdt verbroken. Vlaanderen stondt thans onder 't bewind van Margareet, Dogter van Graave Boudewyn den IX, die, Konstantinopole bemagtigd hebbende, in 't jaar 1204, tot Griekschen Keizer gekroond; doch in 't volgende jaar overleeden was. Onze gemeene Kronyken noemen haar Zwarte Margriet. Zy was, in 't jaar 1212, in de Egt getreeden met Bochard, Heere van Avennes, eene Stad en Landstreek in HenegouwenGa naar voetnoot(e), by wien zy twee Zoonen, Jan en Boudewyn, geteeld hadt. Bochard, in 't jaar 1218, overleeden zynde, was zy, ter tweede reize, gehuwd met Willem van Dampierre, een Bour- | |
[pagina 389]
| |
gondisch Edelman, van geringe middelenGa naar voetnoot(f): wien zy drie Zoonen, Willem, Guy en Jan, gebaard hadt. Dit alles was gebeurd, eer zy Graavin van Vlaanderen werdt: 't welk niet voor 't jaar 1244 geschieddeGa naar voetnoot(g). Margareet toonde zig, sedert haare verheffing, zeer genegen, om haaren Zoonen van het tweede bedde het aanzienlykste deel haarer Nalaatenschap toe te voegenGa naar voetnoot(h). Haar eerste Huwelyk was, in 't jaar 1215, in de vierde Lateraansche Kerkvergadering, onwettig verklaard, oordeelende Paus Innocent den III, dat Bochard Margareet te na in den bloede bestondtGa naar voetnoot(i). Ook hadt men hem, voor zyn Huwelyk, te Doornik, den kruin geschooren en tot den Kerkelyken staat geschikt, 't welk hem, schoon 't met geweld geschied wasGa naar voetnoot(k), naar men 't sedert inzag, onbevoegd tot het Huwelyk maakte. Veel twist ontstondt hier uit tusschen de beiderlei Zoonen der Graavinne. De Broeders van Dampierre ontzagen zig niet, de Zoonen van Bochard Bastaarden te noemen: 't welk Jan van Avennes, de oudste deezer Zoonen, niet slegts ernstelyk tegensprak; maar hy beweerde zelfs, dat hy, schoon Bastaard, als oudste Zoon der Graavinne, voor alle zyne Broeders, tot de opvolging in 't Graafschap van Vlaanderen geregtigd wasGa naar voetnoot(l). Jan van Avennes schroomde sedert niet, zyne Moeder, in den aanvang des jaars 1246, den Oor- | |
[pagina 390]
| |
log te verklaaren, en terstond daarop, de vyandelykheden te beginnenGa naar voetnoot(m). Doch in Hooimaand des gemelden jaars, werdt 'er, door tusschenkomst van Lodewyk den IX, Koning van Frankryk, een Verdrag getroffen, volgens welk Vlaanderen aan Willem van Dampierre en Henegouwen aan Jan van Avennes werdt toegeweezen, mids dat Willem, aan Guy en Jan, zynen Broederen; en Jan van Avennes, aan Boudewyn, den zynen, een behoorlyk aandeel in deeze twee Graafschappen afstondtGa naar voetnoot(n). Jan en Boudewyn van Avennes eigenden zig egter sedert toe ‘Ga naar voetnoot(5) Walcheren, Zuidbeveland, Noordbeveland, Borsele en alle de Zeeuwsche Eilanden [versta Bewester - Schelde], benevens de vier Ambagten, de Landen van Waas en Aalst, Geraardsberg en verders alles wat de Graaven van Vlaanderen van 't Ryk ter Leen hielden, eer zy nog Graaven van Henegouwen waren.’ Doch zy stonden, in Louwmaand des jaars 1248, ter bede van Graavinne Margareet, van hunnen eisch op deeze Landen wederom af, verklaarende, dat dezelven tot Vlaanderen en het aandeel hunner Broederen van Dampierre behoordenGa naar voetnoot(o). De Graavin beloofde, ten zelfden tyde, haaren Zoonen Jan en Boudewyn van Avennes zestig duizend ponden te zullen betaalen; mids dat | |
[pagina 391]
| |
deezen het Graafschap Namen, in Henegouwen gelegen, hunnen Broederen van Dampierre afstondenGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ Zo stonden de zaaken van Jan van Avennes, toen hy, gelyk wy boven zagen, Koning Willem Aken hielp winnenGa naar voetnoot(q). Diep geraakte hy hierdoor in 's Konings gunst, die, sedert, op allerlei middelen bedagt was, om hem groot te maaken. Geduurende 't Beleg van Aken, hadt hy hem Aleid, zyne Zuster, Dogter van Graave Floris den IV, ten Huwelyk gegevenGa naar voetnoot(r), en op den zeven en twintigsten van Grasmaand des jaars 1248, schonk hy, te Ments zynde, aan deeze zyne Zuster en aan Jan van Avennes, haaren Man, tot een Huwlyksgoed ‘het Land, welk de Graaven van Holland van de Koningen van Schotland ter Leen plagten te houdenGa naar voetnoot(6). Ten zelfden dage, wees hy hem het Graafschap Namen toe, om dat Boudewyn de II, Keizer van Konstantinopole, dit Graafschap, 't welk nog als een Leen van Henegouwen werdt aangemerkt, van Jan van Avennes niet was komen verheffenGa naar voetnoot(s). Hier by bleef het niet. Koning Willem, begeerd hebbende, dat allen, die iets van 't Ryk ter Leen hielden, binnen een jaar en dag na zyne Krooning, hunne Leenen, van hem, als Keizer, zouden | |
[pagina 392]
| |
komen verheffen, en Margareet, Graavin van Vlaanderen, hier omtrent, ook in gebreke gebleeven zynde, werden, behalven het Graafschap van Namen; de Landen van Aalst en van Waas, de vier Ambagten, en het Land nevens de Schelde, aan 't Ryk vervallen verklaard, en terstond aan Jan van Avennes opgedraagen. De Brieven hier van, door Koning Willem, verleend, zyn nog voor handenGa naar voetnoot(t), en op den elfden van HooimaandGa naar margenoot+des jaars 1252, in 't Leger voor Frankfort, getekend. Ook kreegen, sedert, de Ingezetenen deezer Landen bevel, om Jan van Avennes te erkennen. Het afschrift van den Brief, aan die van Waas gezonden, is nog in wezenGa naar voetnoot(u). Ga naar margenoot+ Vrouw Margareet kreeg van dit alles zo dra geene kennis, of zy nam voor, eenen inval in Zeeland te doen. 't Jaar 1252 werdt besteed, om, van alle kanten, Krygsvolk byeen te brengen, waar toe rykelyk soldy beloofd werdt. Tegen den aanvang des volgenden jaars, hadt de Graavin een Leger verzameld,Ga naar margenoot+bestaande uit Vlaamingen, Henegouwers, Bourgondiërs, Franschen en andere Volkeren. Doch eer zy in Zeeland trok, liet zy Koning Willem vraagen, of hy de Zeeuwsche Eilanden Bewester-Schelde van haar wilde komen verheffen, gelyk zyne Voorzaaten gedaan hadden. Hy, fier op zyne waardigheid, weigerde het spottelyk, zeggende ‘dat hy geen Dienaar zyner Dienaaresse, noch | |
[pagina 393]
| |
Leenman, daar hy Leenheer was, worden wilde.’ Dit, der Graavinne aangezeid zynde, ontstak haar dermaate, dat zy haar Krygsvolk terstond scheep deedt gaan, en bevel gaf, naar Zeeland over te steeken. Ondertusschen werdt te Antwerpen, onder bemiddeling van Henrik den VI, Hertog van Brabant, over een verdrag gehandeld. Hier bevonden zig niet alleen de wederzydsche Gezanten; maar Koning Willem zelf; die, met de Ryks zaaken de handen nog vol hebbende, 't geschil met Vrouwe Margareet gaarne hadt bygelegd gezien. Doch zy zogt den Koning met handelen op te houden, en ondertusschen, in zyn afzyn, Zeeland te overrompelenGa naar voetnoot(v). Sommigen verhaalen zelfs dat 'er een Bestand, voor weinige dagen, geslooten was; 't welk door Margareet verbroken werdtGa naar voetnoot(w). In Holland en Zeeland, was men niet onkundig van haar voorneemen. Floris, 's Konings Broeder, lag reeds met een Leger in Walcheren, daar hy zig, agter de Duinen by West-Kapelle, alwaar de Landing geschieden zou, verschoolen hieldt. Koning Willem ook, zo dra hy de lugt kreeg, dat men hem om den tuin leidde, begaf zigGa naar margenoot+heimelyk naar Walcheren. De Vlaamingen, onder 't bevel van Guy van Dampierre, tweeden der drie Broederen, waren gelukkiglyk geland, en trokken voort, zonder Vyand te dugten; toen Floris, met zyn Volk, schielyk uit de hinderlaage voor den dag sprong, op de Vlaamingen aanviel, en 'er eene geweldige | |
[pagina 394]
| |
slagting onder deedt. Een groot gedeelte, en onder anderen ook Graaf Guy, werdt gevangen genomen. De overigen vlooden naar de Schepen te rug. Koning Willem, ondertusschen te Arnemuiden geland, kreeg daar de tyding deezer overwinning, en rende terstond naar 't Slagveld. Onderweg ontmoette hem eene menigte van ontwapende en geplonderde Vlaamingen, die hem om Lyfs-genade baden. En hy gaf hun verlof om t'huiswaards te keeren. Men begroot de waarde der schuiten en kleine Vaartuigen alleen, behalven de groote Schepen, die, by deeze gelegenheid, op de Vlaamingen veroverd werden, op drie honderd marken zilversGa naar voetnoot(x). De Slag, van welken wy spreeken, viel voor by West-Kapelle, op den vierden van Hooimaand des jaars 1253. Men wil, dat de inval der Vlaamingen, door sommige verraadersche Zeeuwen, begunstigd was geweest. Doch de uitkomst heeft doen zien, dat zy hunne zaaken kwalyk overlegd haddenGa naar voetnoot(y). Ga naar margenoot+ Margareet van Vlaanderen, de nederlaag haars Zoons vernomen hebbende, zondt terstond naar Frankryk om onderstand, en beloofde Karel, Graave van Anjou, Broeder van Koning Lodewyk den IX, het Graafschap Henegouwen, welk Jan van Avennes toegeweezen was, indien hy haar met een Leger wilde byspringenGa naar voetnoot(z). Karel was terstond gereed, en trok, met zo veel Volks, als hy byeen brengen kon, in aller yl, naar Henegouwen. Hy | |
[pagina 395]
| |
bemagtigde hier verscheiden' Vestingen, en onder anderen Valenchyn; welke Stad Koning Willem, te voorenGa naar voetnoot(6), ten behoeve van zynen Zwaager, hadt ingenomenGa naar voetnoot(a). Ondertusschen hadt Vrouw Margareet reeds gepoogd Karel van Anjou, door Henrik, verkooren Bisschop van Luik, met het Graafschap van Henegouwen te doen verlyden. Doch Henrik was geheel op de zyde van Koning Willem en Jan van Avennes, aan welken laatsten hy, te Mechelen, het Graafschap Henegouwen opdroegGa naar voetnoot(b). Koning Willem bevestigde deeze opdragt, ten zelfden dage, omtrent den aanvang van Oogstmaand des jaars 1253Ga naar voetnoot(c). Ga naar margenoot+ De Graaf van Anjou hieldt egter 't bewind over Henegouwen in handen. Jan van Avennes vaardigde hierop zyne Gemaalin, Aleid af, aan haaren Broeder, Koning Willem, die Karel, door vriendelyk schryven, vrugteloos tot den afstand van Henegouwen zogt te beweegen. De Koning stelde hem toen dag tot eenen Veldslag, op de Heide te Assche in Brabant. Graaf Karel beloofde hem daar te zullen verwagten, en beroemde zig, | |
[pagina 396]
| |
den Water-KoningGa naar voetnoot(7), op 't vlakke veld, met weinig moeite, te zullen konnen overwinnen. Doch naauwlyks hadt hy vernomen, dat KoningGa naar margenoot+Willem, in 't volgend jaar, in 't veld verscheenen was, of hy verliet Enghien, dat hy bezet hadt, en week naar Valenchyn, voor welke Stad, Koning Willem terstond het beleg sloeg. Geduurende de belegering, ontsnapte de Graaf van Anjou uit de StadGa naar voetnoot(d), en keerde naar Frankryk te rugGa naar voetnoot(e). Vrouw Margareet kwam toen aan de hand. En Koning Willem bragt, kort hier na, te weeg, dat zy Henegouwen aan Jan van AvennesGa naar margenoot+afstondtGa naar voetnoot(f): waar mede ook de Vrede, tusschen Vlaanderen en Holland, gemaakt was. 't Blykt, uit eenige oorsprong lyke stukkenGa naar voetnoot(g), dat Paus Innocent de IV, in het bewerken deezer Vrede, de hand gehad hadt. |
|