Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. Koning Willem bemagtigt Werden en Aken.Graaf Willem, die geene zwaarigheid gezien hadt, in het aanvaarden der Roomsch-Koninglyke waardigheid, droeg het Graaflyk bewind over Holland aan zynen Broeder Floris opGa naar voetnoot(e), en sloeg terstond op weg naar Duitschland, om zig te doen kroonen. Verscheiden' Steden, die 't met Keizer Fredrik hielden, moesten egter vooraf bemagtigd worden. De nieuw verkooren Koning trok, in de eerste plaats, voor Werden aano de RoerGa naar voetnoot(f), welke Stad eerlang bemagtigd werdt. Hy lag 'er egter nog voor, in Grasmaand des jaarsGa naar margenoot+1248, 't welk af te neemen is, uit eenen Brief, door hem, op den negen en twintigsten dier maand, in 't Leger voor Werden gegeven, by welken hy belooft, het Graafschap Berg, by de oude Voorregten, te zullen handhaavenGa naar voetnoot(g). Van Werden, trok Koning Willem naar Aken, alwaar hy gekroond moest worden. Doch Koenraad, Zoon van Keizer Fredrik, sloot hem den ingang. De Stad werdt dan belegerd. En 't vuur des oorlogs sloeg over tot de naaste Steden, van welken sommigen, gelyk Keulen, Ments en Straatsburg, Koning Willem erkenden, terwyl anderen, gelyk Mets, Worms en Spiers, Fredrik den II. getrouw bleevenGa naar voetnoot(h). De Paus | |
[pagina 384]
| |
spilde, ondertusschen, zo veel gelds in Duitschland, en de Predikheeren en Minderbroeders yverden alomme zo sterk tegen Fredrik, dat Willems aanhang, van tyd tot tyd, toenamGa naar voetnoot(i). Willem zelf stelde al zyn vermogen in 't werk, om geld en volk te bekomen, tot het voortzetten der belegeringe van Aken. Hy deelde verscheiden' Gunstbrieven uitGa naar voetnoot(k), die, buiten twyfel, wel betaald werden. Ook beloonde hy de diensten der Ryksvorsten, dieGa naar margenoot+hem hielpen, rykelyk. Aan Otto den III, Graave van Gelder, werdt de Stad en het Land van Nieuwmegen, voor zestien duizend mark zilvers verpand: welke Stad, sedert, met Gelder vereenigd werdt, zynde zy te vooren eene vrye Ryksstad geweest. De Giftbrief hier van is nog voor handenGa naar voetnoot(l), en op den vyftienden van Zomermaand des jaars 1248, in 't Leger voor Aken, getekend: waar uit men, in 't voorbygaan, ziet, dat Koning Willem dit langduurig beleg, in persoon, heeft bygewoond: 't welk nog uit eenen anderen Giftbrief, insgelyks in 't Leger voor Aken, op den derden van Herfstmaand daar aan volgenden, door Koning Willem gegeven, ten klaarsten blyktGa naar voetnoot(m). Ga naar margenoot+ Het beleg van Aken duurde zo lang, by gebrek van Volk. Koning Willem zag zig versteken van de hulp veeler Ingezetenen zyner Graafschappen, die zig, reeds voor eeni- | |
[pagina 385]
| |
gen tyd, verbonden hadden, om, onder 't geleide van Lodewyk den IX, Koning van Frankryk, eene Kruisvaart naar 't Heilig Land te doen. Paus Innocent de IV. hadt zelfs naar Holland, Zeeland en Friesland geschreeven, dat men zig reisvaardig moest houdenGa naar voetnoot(n). Doch ziende, hoe zeer het Koning Willem aan onderstand gebrak, ontsloeg hy de Friezen, en waarschynlyk ook de Hollanders en Zeeuwen van de verpligting om naar 't Heilig Land te gaan, mids dat zy, in 't Leger van Koning Willem, dienst namenGa naar voetnoot(o). Veele Hollandsche, Zeeuwsche en Friesche Edelen begaven zig toen voor Aken. Ook een groot getal van gemeene Ingezetenen. Onder de voornaamsten, bevondt zig Jan van Avennes, Zoon van Margareet, Graavinne van Vlaanderen, dien wy wel haast nader zullen leeren kennenGa naar voetnoot(p). De Stad werdt zo naauw beslooten gehouden, dat men 'er, eindelyk, gebrek aan Leeftogt kreegGa naar voetnoot(q). Ook ondernamen de Belegeraars het water, dat door de Stad loopt, te stoppen: van 't welk de uitvinding den Friezen toegeschreeven wordt. Men lei eenen dam in den stroom, ter hoogte van veertig voeten: waar door ruim een derde deel der Stad onder water gezet werdt. De benaauwdheid, die hier door werdt veroorzaakt, bewoog de belegerden tot de overgaave, die, op Zondag den agttienden van Wynmaand, | |
[pagina 386]
| |
Feestdag van den Evangelist Lukas, in 't jaar 1248, geschiedde. Op Allerheiligen dag,Ga naar margenoot+daar aan volgenden, zynde den eersten van Slagtmaand, werdt Willem, met de gewoonlyke Plegtigheden, gekroondGa naar voetnoot(r), na dat men hem eerst, te Keulen, Ridder geslaagen hadtGa naar voetnoot(s). De Ingezetenen van Aken erkenden hem voor Koning, uitgezonderd zulken, die, Fredrik getrouw blyvende, heimelyk, de Stad hadden weeten te ruimen. De Krooning van Koning Willem werdt egter by veelen van geener waarde gehouden; om dat 'er alle de Keurvorsten, met naame de Hertogen van Saxen en van Beyeren, behalven veele anderen, niet by geweest waren, noch 'er hunne stem toe gegeven haddenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ Koning Willem ondernam, sedert, het beleg van Keizerswaard: 't welk hem een jaar ophieldtGa naar voetnoot(u), en gelegenheid gaf, dat zyne zaaken in 't Ryk merkelyk verliepen. Keizer Fredrik de II. overleedt, op den dertienden van Wintermaand des jaars 1250, en zyn Zoon, Koenraad de IV. die, reeds in 't jaar 1237, tot Roomsch-Koning verklaard wasGa naar voetnoot(v), gedroeg zig als zyn' Opvolger. Koning Willem begon den moed reeds te laaten vallen, en naar Holland te jooken, toen de Paus hem, door Brieven, een hert in 't lyf sprak, hem vermaanende ‘dat hy zyn Regt op 't Ryk | |
[pagina 387]
| |
moest blyven verdedigen, welke voorslagen men hem ook ten tegendeele doen mogt.’ Ook zondt hy bevel aan Jakob Panthaleon, Aartsdiaken van Luik, en aan Dirk, Meester der Pruissische Ridderen, om alle de Hertogen, Markgraaven en Graaven des Ryks, tot het gehoorzaamen der Kerke, en het erkennen van Koning Willem te beweegenGa naar voetnoot(w). |
|