Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Floris de IV. wordt Graaf.Floris de vierde, Zoon van Graave Willem, die nu omtrent twaalf jaaren bereikte, volgde zynen Vader in 't Graaflyk bewind van Holland en Zeeland op. Buiten twyfel, heeft hy, eenen tyd lang, onder Voogdyschap gestaan: misschien wel van zynen moederlyken Oom Gerard, Graave van Gelder, die hem, in Bloeimaand des jaars 1222, verzelde, toen hy de Krooning van den Roomsch Koning Henrik te Aken bywoondeGa naar voetnoot(p), en hem eerlang in den Stigtschen kryg inwikkelde. Twee jaaren was hy voor Graave erkend geweest, toen hy, op zynen eigen grond, te Loosduinen, een Nonnenklooster van de Cistersienser Orde stigtte. De Giftbrief, die, op den vyfden van Bloeimaand des jaars 1224, getekend was, werdt, onder andere Edelen, door Bartholomeus van Haarlem, Jakob, Burggraaf [van Leiden] en Willem Molenaar be- | |
[pagina 357]
| |
vestigdGa naar voetnoot(q). Men ziet 'er uit, dat de Graaven van Holland, ten deezen tyde, reeds Eigenaars waren van den grond omtrent den Haage, alwaar zy, omtrent dertig jaaren laater, een Hof stigtten, Ga naar margenoot+ Graaf Floris hadt nog niet lang in 't Graaflyk bewind geweest, toen 'er een hevige twist ontstondt, tusschen Otto den II, Bisschop van Utrecht, en Gerard, Graave van Gelder, in welken Graaf Floris ook betrokken werdt. De oorzaak wordt niet op eenerlei wyze verhaald. Sommigen willen, dat de Bisschoplyke Amptenaars in Salland, door veelerlei knevelaaryen, 's Graaven Leenmannen aldaar, tot eenen opstand getergd hadden, die, door den Graave, werdt aangestooktGa naar voetnoot(r). Doch anderen verhaalen, dat Graaf Gerard den Bisschoplyken, die langs den Ryn handelden, te Lobed, nu in 't gemeen het Tolhuis genaamd, te zwaare Tollen doen afpersen, en daar door stoffe tot ongenoegen gegeven hadt. Egter staan zy toe, dat de Sallanders ook klagtig vielen over den overlast, dien zy lyden moesten van 's Bisschops Paarden, die, tweemaal 's jaars, op hun voeder kwamen aazenGa naar voetnoot(s). Zo hoog liep de twist, dat hy, niet dan door de wapenen, scheen te konnen bygelegd worden. De Bisschop, geholpen van zynen Broeder, Graave Herman van der Lip, en van Dirk, Bisschop van Munster, bragt te Deventer een Leger byeen, en rukte in Salland. By Herkelo, lagen de Sallanders ver- | |
[pagina 358]
| |
schanst. Ook hielden hunne voornaamste Hoofden, twee Heeren van Voorst, beideGa naar margenoot+Herman genaamd, en Dirk van Boekhorst zig op hunne Sloten. De Landstreek stondt toen, alomme, onder water: 't welk de ondernceming der Bisschoplyken te moeilyker maakte. Zy overwonnen egter deeze zwaarigheid, doorwaadden 't verdronken Land, en overvielen de Sallanders; die, zig te zwak bevindende, voor een klein gedeelte gedood; doch by menigten gevangen genomen werden. De twee Sloten Voorst en het Slot Boekhorst werden toen ook door de Stigtschen bemagtigd. De Bisschop keerde eerlang overwinnaar naar Deventer, daar 't Leger afgedankt werdtGa naar voetnoot(t). Doch in 't volgend jaar, werdt de Stryd hervat: in welken de Graaf van Gelder zig nuGa naar margenoot+openlyker mengde. Hy verbondt zig met Walraven, Hertog van Limburg, Henrik, Graaf van Seinen of Sain by Koblents en Floris den IV. Graaf van Holland. Ook liep het gerugt, dat Engelbert, Aartsbisschop van Keulen, die nog onlangs, op bevel van Keizer Fredrik den IIGa naar voetnoot(u), het geschil over de Tollen te Lobed, tusschen den Bisschop en den Graave van Gelder, hadt bygelegdGa naar voetnoot(v), nu dien Graave, die zyns Moeders Broeders Zoon was, onder de hand hulp toeschikte. Graaf Gerard hadt eerlang, omtrent den Ryn, een Leger van twee duizend Ruiters en een goed getal van Voetknegten byeen gebragt; zonder dat hier Hollanders onder waren. De Bisschop hoop- | |
[pagina 359]
| |
te op onderstand uit Brabant en Vlaanderen; doch die miste hem. Des moest hy zig met de hulp zyner voorige Bondgenooten vergenoegen: waar by nu zyn Broeder Gerard, Aartsbisschop van Bremen, nog eenig Krygsvolk voegde. Bisschop Otto beloofde soldy, om 't Volk tot den Krygsdienst aan te moedigen: doch hy kon in alles niet meer dan duizend Ruiters en een bekwaam getal van Voetknegten byeen brengen. Dit Leger werdt, in twee hoopen, verdeeld, en ter wederzyde van het Water deGa naar voetnoot(9) Hunepa geschaard. Doch Graaf Gerard, veel magtiger zynde, verdreef deeze benden zonder moeite, noodzaakende den Bisschop de wyk te neemen naar Deventer: welke Stad eerlang belegerd werdtGa naar voetnoot(w). Ga naar margenoot+ Ondertusschen werdt het Stigt, aan twee anderen oorden, door de Gelderschen en de Hollanders, ontrust. Aan den kant der Veluwe, waren egter de Stigtschen te sterk, en noodzaakten de Geldersche Ruiters, de Landstreek te ruimen. Graaf Floris hadt eene Vloot Schepen uitgerust, die, langs de Lek, naar boven gevoerd, en gebruikt werdt, om eenen inval in 't Stigt te doen aan de Westzyde. Onder anderen werdt deGa naar margenoot*Stede 't Gein en het Bisschops Huis aldaar aan de vlam opgeofferd.Ga naar margenoot+Eerlang werdt 'er egter een Bestand getroffen, voor eenen geruimen tyd; en se- | |
[pagina 360]
| |
dert, door bemiddeling van den Pauselyken Gezant, Koenraad, Bisschop van Porto, eene vaste VredeGa naar voetnoot(x). De Graaf van Gelder stondt, by deeze gelegenheid, zyn Regt tot het Drostampt van Salland, welk hy van Gerard van Boekhorst gekogt hadt, aan den Bisschop van Utrecht af: welke afstand, den twintigsten van Sprokkelmaand des jaars 1226, door den Roomsch Koning Henrik, Zoon van Keizer Fredrik den II, bevestigd werdtGa naar voetnoot(y). Doch de Bisschop gaf den Graave, daarentegen, twee duizend mark zilversGa naar voetnoot(z), een vry eigen goed in Elst, en een in OdelenbergGa naar voetnoot(a). De overige openstaande geschillen, tusschen den Bisschop en den Graave, waren reeds, by eene overkomst, op den negentienden van WynmaandGa naar margenoot+des jaars 1225, in de Noda of Grebbe, aan den oever des Rynstrooms, getekendGa naar voetnoot(b), van wederzyde, aan goede mannen verbleeven. Met Graave Floris den IV. werdt, ten zelfden tyde, gehandeld. De Bisschop moest hem agt honderd ponden tellen, voor welke somme, zekere Hollandsche Dienstmannen, tot onderhoorigen des Bisschops, verklaard werdenGa naar voetnoot(c). Wegens het leggen van zeven sluizen in denGa naar voetnoot(1) Wendeldyk, was ook geschil | |
[pagina 361]
| |
ontstaan, beweerende Graave Floris, dat de Bisschop vier van die sluizen leggen en onderhouden moest; terwyl de Bisschop slegts tot het onderhoud van drie sluizen verstaan wilde. |
|