Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijX. Overeenkomst tusschen de Graaven Willem en Lodewyk.Lodewyk, Graaf van Loon en van Holland en Heer Willem, Zoon van Floris, Graaf van Holland, komen 'er in voor, als handelende partyen: en Filips, Markgraaf van Namen en Voogd van Vlaanderen, als middelaar. Men bespeurtGa naar margenoot+'er uit, dat Filips, voor zynen vriend, Graa- | |
[pagina 325]
| |
ve Lodewyk, voordeelige voorwaarden heeft weeten te bedingen; doch ook, volgens de gewoonte der middelaaren, niet vergeten, voor zig zelven te zorgen. ‘Het gantsche Graafschap van Holland werdt, by dit Verdrag, Graave Lodewyk toegeweezen, de Bruidschat der oude Graavinne Ada, Weduwe van Graave Floris, alleenlyk uitgenomen, welke, na haar overlyden, op Willem, haaren Zoon, vervallen zou. Scharpenisse, Duiveland,Ga naar voetnoot(7) Stavenisse, Dreischor en het Land van Oost- en West-Voorne werdt, insgelyks, Graave Lodewyk aanbedeeld. Heer Willem zou daarentegen behouden al wat, ter andere zyde van deGa naar voetnoot(8) Mosselkreek, naar Vlaanderen toe, gelegen was, daar onder begreepen het gene den Heere van Voorne, buiten Oost- en West-Voorne, toegekomen hadt. Daarenboven zou hy vier honderd ponden uit de Geervlietsche tollen trekken, en daar toe zelf eenen Ontvanger stellen. Lodewyk en Willem moesten elkanderen, over en weder, tot erfgenaam van het gene hun, by dit Verdrag, aanbedeeld was, verklaaren. De | |
[pagina 326]
| |
Hollandsche Edelen, by 't sluiten van dit Verdrag tegenwoordig, moesten, op last van Heere Willem, den Graave van Loon en van Holland, terstond hulde doen. Willem verbondt zig, daarenboven, zyn Leen den Bisschop van Utrecht wederom te zullen, opdraagen en in persoon naar Dordrecht, Leiden, Haarlem, en nogGa naar margenoot*eene andere Plaats te zullen trekken, om alle de Ingezetenen dier Steden van den eed hem gedaan te ontheffen, en tot het inhuldigen van Graave Lodewyk te vermaanen. Graaf Lodewyk verbondt zig, Scharpenisse, Duiveland, Stavenisse, enGa naar margenoot†Dreischor, allen Beooster-Schelde gelegen, van Vlaanderen ter Leen te zullen houden: als mede de Burgt van Leda, waar door ik niets beters dan Leiden weet te verstaanGa naar voetnoot(9) ‘met de Stad en al hetGa naar margenoot↓eigen goed, hem, in dit Burggraafschap, toekomende: al het welk hy, aan 'tGa naar margenoot§Oppergebied van Vlaanderen onderwierp. Als Borgen, voor de naarkoming van dit Verdrag, stelden zig, van Willems zyde, zyne mannen van Holland en van Schouwen. Van Lodewyks zyde, insgelyks, zyne mannen van Holland en van de vier bovengemelde Landen, benevens den Bisschop van Luik en den Hertog van Leuven [dat is, van Brabant]. De Markgraaf van Namen, Middelaar van 't Verdrag, was Borg voor beide de partyenGa naar voetnoot(t).’ Op dee- | |
[pagina 327]
| |
zen voet, werdt de Vrede tusschen Lodewyk en Willem getroffen. Doch uit de oude Geschiedenissen blykt niet, dat de Voorwaarden, hier bepaald, ter uitvoeringe gebragt zyn. Onze Kronyken melden alleenlyk, dat de Graaf van Loon, met zyn Leger, van by Utrecht opgebroken zynde, naar zyn Graafschap van Loon gekeerd isGa naar voetnoot(1), en sedert geen' voet wederom in Holland gehad heeftGa naar voetnoot(u), terwyl Graaf Willem meester bleef van al 't Land tusschen de Honte en de LauwersGa naar voetnoot(v). Doch van elders weet men nog, dat de Graaf van Loon, na 't sluiten van dit Verdrag, zyn en zyner Gemaalinne eigen goed in Holland, uitgenomen den Burgt en 't Burggraafschap van Leda, die aan Vlaanderen waren afgestaan, aan den Hertog van Brabant, opgedraagen, en het wederom van hem ter Leen ontvangen heeft. Hertog Henrik beloofde, daarentegen, Lodewyk tegen Willem te zullen helpen, zo dee- | |
[pagina 328]
| |
ze 't geslooten Verdrag verbrakGa naar voetnoot(w). Ook vindt men, dat Willem, ongezind om zig aan 't gemaakt Verdrag te houden, den Paus Innocent den III, over 't ongelyk, welk hem daar in geschied was, klagtig gevallen is. De Paus verbleef 't geschil aan den Aartsbisschop van Trier, naar wiens uitspraak, Willem zig niet voegen wilde, waar op hy in den ban gedaan werdt. Toen vervoegde hy zig, by Honorius den III, Opvolger van Innocent, die Willems zaak den Abt van S. Laurens in Oostbroek by Utrecht aanbeval, na dat hy Willem van den ban ontheeven hadtGa naar voetnoot(x). Doch wat uitslag deeze zaak verder gehad hebbe, is, myns weetens, nergens aangetekend. 't Blykt alleenlyk, dat Paus Honorius de III het verdrag tusschen Lodewyk en Willem, van 't welk wy spreeken, in den jaare 1216 of 1217, door open' brieyen, bekragtigd heeftGa naar voetnoot(y). |
|