Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 316]
| |
Brabantsche grenzen, naar Zuidholland. De Verzamelplaats was te Dordrecht, alwaar de voorraad van mondbehoeften te Schepe aangebragt werdt. Graaf Willem hieldt zig midlerwyl in Zeeland op, en rigtte niet anders uit, dan dat hy Graave Lodewyk twee Voorraadschepen afnam, die in Zeeland opgebragt werden. Graaf Lodewyk, geenen tegenstand ontmoetende, onderwierp zig, binnen korten tyd, gantsch Zuidholland. Daar na, tot Leiden, 't welk toen onder Noordholland gerekend werdt, voortgetrokken zynde, ontving hy Heer Simon van Haarlem in genade, vereenigde zig met het Stigtsche Leger, en drong door, tot Haarlem toe. De Kennemers onderwierpen zig, na een weinig tegenstands, ook aan Graave Lodewyk, die hun eene boete van vyfhonderd marken zilvers oplei. De Graaf, den Bisschop te HaarlemGa naar margenoot+laatende, trok naar Sant Aagtendorp, nu de Beverwyk, 't welk toen beheerd werdt, door Albert Banjaard, die 'er ook een Slot hadt. Dit Slot en het Dorp zelf werdt aan koolen gelegd. 't Zelfde lot trof het Huis van Heere Willem van Egmond. Doch het Dorp en de Abtdy werden verschoond. De Heeren hielden zig midlerwyl verhoolen. Bisschop Dirk, te Haarlem gebrek aan leeftogt krygende, en bedugt, dat hem de gelegenheid tot den hertogt mogt afgesneeden worden, keerde, na een kort verblyf, met zyn Volk naar 't Stigt te rugGa naar voetnoot(f). Sommigen schryven, | |
[pagina 317]
| |
dat Graaf Lodewyk, oordeelende 's Bisschops hulp niet langer te behoeven, hem verzogt hadt, Holland te ruimenGa naar voetnoot(g). |
|