Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 291]
| |
XXXII. Hy sluit een nadeelig Verdrag met Henrik den I. Hertog van Lotharingen.De twee gevangen' Graaven werden nog binnen 't jaar geslaakt. Graaf Dirk moest tweeduizend mark zilvers losgeld betaalenGa naar voetnoot(g). Graaf Otto kwam ook niet zonder losgeld vry. En sedert werden 'er verscheiden' overeenkomsten getroffen, tusschen den Bisschop van Utrecht en den Graave van Holland, en tusschen den Hertog van Lotharingen en de twee Graaven. De Bisschop en Graaf Dirk slooten eene vaste VredeGa naar voetnoot(h): van welke de voorwaarden onbekend zyn. Alleenlyk blykt, van elders, dat Graaf Dirk zig, waarschynlyk na 't sluiten deezer Vrede, voor een' Leenman des Utrechtschen Bisschops erkend heeftGa naar voetnoot(i). De Verdragen tusschen den Hertog van Lotharingen en de twee Graaven zyn nog voor handen. Graaf Otto verbindt zig, in een derzelven, ‘den Hertoge van Lotharingen, als zynen Leenheer, op verbeurte van zyn Leen, in den kryg, ten dienste te zullen staanGa naar voetnoot(k).’ Doch in een ander veel wydloopiger Verdrag, ‘doet hy, ten behoeve des Hertogs, afstand van het regt, dat hy voorgaf, in Megen en in Kempenland, te bezitten. Hy draagt den Hertog zyn vry eigen goed in Oosterbeeke op, en ontvangt het wederom van hem ter | |
[pagina 292]
| |
Leen. Hy belooft den Brabantschen Koopluiden tolvryheid op den Ryn, met naame den Burgeren van den Bosch by Orten, dat is, 't Hertogenbosch, voor welke Stad, de Hertog, in den jaare 1196, van Keizer Henrik den VI, reeds tolvryheid op den Ryn verworven hadtGa naar voetnoot(l). Voorts herhaalt Graaf Otto de gedaane belofte van den Hertoge, in den kryg, ten dienste te zullen staan: de Hertog verbindt zig van zynen kant ook, den Graave, met de wapenen, te zullen beschermen. En indien dit Verdrag van 's Graaven zyde geschonden wordt, belooft deeze te zullen gedoogen, dat vyf en twintig Geldersche Edelen en even zo veeleGa naar margenoot†Amptluiden den Hertoge by staan, om den Graaf, tot het naarkomen van dit Verdrag, te dwingen.’Ga naar margenoot+Het werdt, te Leuven, in den jaare 1203, getroffenGa naar voetnoot(m). Men bespeurt 'er ligtelyk uit, dat Graaf Otto in groote verlegenheid gebragt was. Doch dit blykt, ten opzigte van Graave Dirk, even duidelyk, in het Verdrag, welk, op den derden van Slagtmaand deszelfden jaars, tusschen hem en Hertog Henrik, geslooten werdt. Het betrof, voornaamlyk, eenige geschillen over het Land tusschen de Schelde en de Maaze, die tusschen de twee partyen, en tusschen derzelver | |
[pagina 293]
| |
Voorzaaten, al voor lang, gaande gehouden waren. De oorzaak deezer geschillen is, nergens, onzes weetens, aangetekend. 't Schynt dat, na de verdeeling van Lotharingen, in Opper- en Neder-Lotharingen, waarvan het eerste deel ook het Hertogdom van der Moezel of der Moezelaaren genoemd werdtGa naar voetnoot(n), de Hertogen van Neder-Lotharingen, die, sedert, Hertogen van Brabant genoemd zyn, eenig regt hebben voorgewend, op de Landen, omtrent de Maaze gelegen, behoorende tot de oudste grenzen van het Ryk van LotharingenGa naar voetnoot(o). De Hollandsche Graaven schynen hun, na dat ook Neder-Lotharingen, onder verscheiden' Heeren, die allen onmiddelyk onder 't Ryk stonden, verdeeld was, dit Regt betwist te hebben. Doch HertogGa naar margenoot+Henrik deedt het nu gelden. Graaf Dirk stondt, ‘in plaats van het Land naar Zeeland strekkende, op welk de Hertog oordeelde gegrond regt te hebben, volkomenlyk aan hem af de Stad Dordrecht, ter wederzyde van het water, Dordrechtswaarde Hereswaarde, Dussen, en het gantsche Land tusschen Stryen en Waalwyk, tot aan het Land des Hertogs toe. Doch al dit Land ontvangt hy wederom ter Leen van den Hertog, dien hy belooft, tegen alle vyanden, behalven tegen het Keizerryk, te | |
[pagina 294]
| |
zullen ten dienste staanGa naar voetnoot(9). Het Leen deezer Landen zou, volgens het Brabants Regt, op den naasten Erfgenaam versterven. Voorts staat de Graaf al zyn Regt op Breda aan den Hertoge af. De Hertog verbindt zig, daarentegen, den Graave te zullen beschermen, tegen alle zyne Vyanden, het Keizerryk alleen uitgenomen. De Ingezetenen van Brabant en van Holland zouden, over en weder, niet meer dan de gewoone tollen verpligt zyn te betaalen. Ook zouden de wederzydsche Koopluiden elkanders goederen, om schuld, niet in beslag neemen mogen, dan na dat zy, den Schuldenaar, voor zynen gewoonly-Regter, gedagvaard hebbende, geen Regt hadden konnen bekomen. Eindelyk werdt vastgesteld, dat dit Verdrag niet slegts tusschen de twee handelende Partyen; maar ook tusschen beider Erfgenaamen zou stand grypen.’ Het werdt, in de tegenwoordigheid van veele wederzydsche Getuigen, bezegeld, en door 's Graaven mannen plegtiglyk bezwooren: onder welken, met naame genoemd worden Rogier van Meerhem, Hu- | |
[pagina 295]
| |
go van Voorne, Dirk van Altena, Gerard van Horst, Willem van Teilingen, Simon, Jan en Ysbrand van Haarlem, Albert Bernardi [of Banjaard], Wouter van Egmond, Floris van Welde [of van Leede], Filips van Wassenaar, Arnoud, Henrik en Jan van Ryswyk en Dirk van BockelGa naar voetnoot(p). De inhoud van dit nadeelig Verdrag, waar by de Graaf van Holland, zelfs wegens het oudste Land, welk hy bezat, een Leenman des Hertogs van Lotharingen en Brabant werdt, doet duidelyk zien, van hoe schadelyke gevolgen de neêrlaag by Heusden en 's Graaven gevangenis geweest zyn. 't Liep aan tot in het jaar 1280, eer de Graaven van Holland van deeze Leenroerigheid ontheeven werden, gelyk wy in 't gevolg zien zullen. Graaf Dirk overleefdeGa naar margenoot+zyn ongeluk niet lang. Te Dordrecht te rug gekeerd, stortte hy in eene zwaare ziekte, die hem, na verloop van eenigen tyd, uit het leeven namGa naar voetnoot(q). De oudste Schryvers stellen zynen dood op het jaar 1203Ga naar voetnoot(r). Sommigen op den vierden van SlagtmaandGa naar voetnoot(s). Doch indien de Tydtekening van het Verdrag met Hertog Henrik egt is, moet hy, na dien dag, overleeden zyn: alzo hy, eenigen tyd na het sluiten van het zelve, te | |
[pagina 296]
| |
Dordrecht, ziek gelegen heeft. Hy liet geene Zoonen na; maar eene eenige Dogter, Ada genaamd. Zyn ontydige dood dompelde Holland in verwarringen, welker uitkomst, in 't volgend Boek, staat ontvouwd te worden. |
|