Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII. Dood van Dirk den IV.Doch hy genoot de vrugten zyner over winninge niet lang. In 't volgend jaar, te Luik, op een steekspel, verzogt zynde, hadt hy 'tGa naar margenoot+ongeluk van den Broeder van Herman, Aartsbisschop van Keulen, zo zwaar met eene speer te kwetsen, dat hy 't bestierf: 't welk zo hoog genomen werdt, dat de Bisschoplyken terstond de Hollanders op 't Lyf vielenGa naar voetnoot(m), en onder anderen, twee Bastaardbroeders des Graaven van Holland dood sloegenGa naar voetnoot(n). Graaf Dirk bergde zig, ter naauwer nood, met de vlugt; doch was zo verstoord over 't bedryf der Bisschoplyken, dat hy, te Dordrecht gekomen, de Keulsche en Luiksche Koopvaardyschepen, die aldaar lagen, in den brand deedt steeken, en den Koopluiden deezer twee Bisdommen, die zig in de Stad bevonden, hunne waaren, niet dan na 't betaalen van eene zwaare geldboete, volgen liet. Ook verboodt | |
[pagina 164]
| |
hy hun den handel in zyn GraafschapGa naar voetnoot(o). Dit alles verbitterde de Bisschoppen ten hoogsten, des zy, zig met de Bisschoppen van Utrecht en van Mets, en met Egbert, Markgraave van Brandenburg, verbonden hebbende, een aanzienlyk Leger byeen bragten, en tegen den winter, als de wegen hard geworden, en de wateren toegevrooren waren, naar Dordrecht trokkenGa naar voetnoot(p). Zy hielden heimelyk verstand met eenige Hollandsche Edelen, die aldaar woonden, en zig niet ontzagen, hun de Stad in handen te leveren: uit welke zy, sedert, het platte land alomme afliepen. Graaf Dirk, die ondertusschen ook een tamelyk Leger byeen gerukt hadt, begaf zig, heimelyk, naar Dordrecht, en geraakte 'er, op zekeren nagt, door hulp van Heere Gerard van Putten, ongemerkt, binnen. Zyne benden, langs de straaten, in slagorde geschaard hebbende, viel hy den verraaderen en vyanden zo onzagt op 't lyf, dat 'er eenige honderden sneuvelden, en de overigen, nevens de Bisschoppen en den Markgraaf, genoodzaakt werden, de Stad te ruimen. Doch Graaf Dirk, 's daags na 't gevegt, zig, van weinigen verzeld, langs de wallen, met wandelen vermaakende, werdt, toen hy 'er minst op verdagt was, door zekeren onbekenden Keulenaar, die zig versteken hadt, met een vergiftigen pyl, in de dye gekwetst, zo gevaarlyk, dat hy 't, binnen drie dagen, op den veertienden | |
[pagina 165]
| |
van Louwmaand des jaars 1049, bestierfGa naar voetnoot(q).Ga naar margenoot+Men toont te Dordrecht nog een Huis, Holland genaamd, 't welk geloofd wordt, in de plaats van het Huis, uit het welk de schoot geschiedde, gebouwd te zyn. Ook draagt de straat, in welke den Graave dit ongeluk trof, nog den naam van Graavenstraat. |
|