Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII. Graaf Dirk de III trekt naar 't Heilig Land. Oorsprong der Pelgrimaadjen herwaards.De rust, die hy, na 't eindigen van den Utrechtschen kryg en na de dood zyns Broeders, genoot, gaf hem gelegenheid tot het onderneemen eener Pelgrimaadje naar Palestina, van waar hy, het Graf des Heeren en de andere Heilige plaatsen Godsdienstiglyk bezogt hebbende, na verloop van eenigen tyd, behouden te rug kwam. Hy was de eerste der Hollandsche Graaven, die deezen togt ondernamGa naar voetnoot(x). Doch 't was, al sedert eenige eeuwen, by klein en groot, gebruikelyk geweest, niet slegts uit Griekenland en Italie; maar zelfs uit de afgelegenste deelen der Christen-weereld, het Heilige Graf te Jeruzalem, in Pelgrimaadje, te gaan bezoeken. De Kaliffen, opvolgers van Mahomet, Palestina bemagtigd hebbende, gaven den Christenen hier doorgaans vryheid toe: en de Kalif, Aäron, hadt zelfs, ten teken deezer vryheid, de sleutels van 't Heilige Graf aan Karel den Grooten toegezondenGa naar voetnoot(y). Somtyds werdt | |
[pagina 152]
| |
deeze vryheid wel eens wederom besnoeid. Ook liepen de Pelgrims, nu en dan, gevaar van door de Arabische Struikroovers geplonderd te worden. Doch hun yver overwon deeze zwaarigheden. In de elfde eeuwe, schynen de Pelgrimaadjen naar Jeruzalem toegenomen te zyn, naar maate dat de Pelgrimaadjen naar Rome, om de Graven der Apostelen te bezoeken, gevaarlyker werden, en daar door in minder agting raakten. Rome was, sedert veele jaaren, een toonneel van allerlei ongebondenheden geweest. De Pausen, die 't kwaad, door hun gezag en voorbeeld, behoorden gestuit te hebben, waren 'er voorgangers inGa naar voetnoot(z). De offerhanden der Pelgrims werden geweldiglyk geroofd: de mannen onder hen waren dikwils huns lyfs, de vrouwen haarer eere niet zekerGa naar voetnoot(a); al het welke oorzaak was, dat Rome minder dan voorheen, uit Godsdienstigheid, bezogt werdt. Daarentegen, viel 'er, in den aanvang der elfde eeuwe, iets voor, 't welk veele voornaame luiden den togt naar 't Heilige Land deedt onderneemen. De Soudaan van Babilonie hadt, in of omtrent het jaar 1009, de Kerk van 't Heilige Graf doen omverwerpen: aangehitst, zo geloofd werdt, door de Jooden van Orleans, die hem diets gemaakt hadden, dat de Christenen, onder den schyn van het Heilige Graf te bezoeken, toeleiden op het bemagtigen van zyn Ryk. Doch vyf jaaren | |
[pagina 153]
| |
laater, werdt de Kerk, door zyne eigene Moeder, Maria, die Christens was, wederom herbouwd. En toen zag men, jaaren agter een, menigten van Pelgrims, onder welken veele Vorsten, Bisschoppen en andere Grooten waren, den togt naar Jeruzalem onderneemen, om de nieuwe Kerk te bezien en te begiftigenGa naar voetnoot(b). Met dit byzonder oogmerk, heeft Graaf Dirk de III., waarschynlyk, ook de Pelgrimaadje naar 't Heilig Land gedaan. Van zyne bedryven, na zyne terugkomst, vindt menGa naar margenoot+niets byzonders aangetekend. Hy overleedt op den zeven en twintigsten van Bloeimaand des jaars een duizend negen en dertig, nalaatende, by zyne Gemaalin, Othilde of Withil de, Dogter van Otto, Hertog der Saxers, twee Zoonen, Dirk en FlorisGa naar voetnoot(c). |
|