Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII. De Graaven Everhard en Gerolf bekomen hunne Graafschappen wederom.Dus nam de Regeering der Deensche Vorsten hier te Lande een einde. Graaf Everard werdt, zo sommigen willen, door den Keizer, met Godefrids goederen, begiftigd, en zou sedert, hier te lande, de waardigheid van Hertog bezeten hebben. Doch hier van is ons geen bewys voorgekomen. 't Is egter ten hoogsten waarschynlyk, dat hy zyn Graafschap, hem door Godefrid ontvreemd, terstond na des Noormans dood, wederom bekomen zal hebben. Men wil, dat dit Graafschap Hameland, zynde van ouds een gedeelte van de Veluwe, geweest zy. Onze Kronyken getuigen ook, dat Graaf Gerolf wederom | |
[pagina 93]
| |
in 't bezit van zyn Graafschap geraakt isGa naar voetnoot(g). En uit hun verhaal is af te neemen, dat dit Graafschap omtrent Utrecht en Bodegraave gelegen geweest isGa naar voetnoot(h). Ga naar margenoot+ Gerolf schynt, sedert, diep in de gunst der Keizeren gestaan te hebben. Want na dat Keizer Karel afgezet, en door Arnold, natuurlyken Zoon van Karoloman, Karels Broeder, in zyne meeste Staaten, en onder anderen ook in 't gebied van Lotharingen en Friesland, opgevolgd wasGa naar voetnoot(i), werdt onze Graaf van hem beschonken met ‘een Bosch en eenGa naar margenoot+Akker, gelegen in zyn eigen Graafschap, tusschen den Ryn enGa naar voetnoot(1) Suithardeshage, in | |
[pagina 94]
| |
twee Plaatsen, Northa en Ospretashem genaamd: voorts met een hoeve in Bodokenlo, twee hoeven in Alburch, eene hoeve in Hornum, eene wooning in Huui, eene wooning in Theole, en eene wooning in Aske: alles met de huizingen, Slaaven, Velden, Weiden, Wouden, Wateren, Molens, Visscheryen en Wegen, daar toe behoorende, met magt om dit alles vryelyk te blyven bezitten, of te vervreemden, naar zyn eigen welgevallen’. De Giftbrief, van welken nog oude afschriften in weezen zyn, isGa naar margenoot+te Frankfort, op den vierden van Oogstmaand des jaars agt honderd negen en tagtig, getekendGa naar voetnoot(k). Ga naar margenoot+ Eenige jaaren laater, besloot Koning Arnold het Ryk van Lotharius of Lotharingen, aan zynen natuurlyken Zoon, Zwentibold, op te draagen. De Lotharingsche Grooten kanteden zig eerst hier tegenGa naar voetnoot(l); doch gaven eerlang hunne toestemming, en Zwentibold werdt, op eenen algemeenen RyksdagGa naar margenoot+te Worms, in den jaare agt honderd vyf en negentig, of volgens anderen, in den jaare agt honderd zes en negentigGa naar voetnoot(m), gehouden, tot Koning van Lotharingen, verklaardGa naar voetnoot(n). Een gedeelte der Nederlanden is dus onder zyn gebied geraakt. Ook blykt, uit eenen Giftbrief van den jaare negen honderd twee en negentigGa naar voetnoot(o), | |
[pagina 95]
| |
dat Koning Zwentibold, in zynen tyd, eenige goederen, in de Baronye van Breda en te Geertruidenberg gelegen, weggeschonken hadt. En uit eenen zyner eigene BrievenGa naar voetnoot(p), gedagtekend den vier en twintigsten van Zomermaand des jaars agt honderd en negentig, is klaarlyk af te neemen, dat hy te Duurstede, te Deventer, en te Tiel, te gebieden hadt, alzo hy de Utrechtsche Kerke vry verklaart van de Tollen, welken, binnen deeze drie Steden, geheeven werden. |
|