Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. Godefrid de Noorman bekomt een gedeelte deezer Landen.Karel, Lodewyks Broeder, die, na de dood van Keizer Karel den Kaalen, tot de Keizerlyke waardigheid, verheeven wasGa naar voetnoot(m), hadt Lodewyks dood zo dra niet vernomen, of hy begaf zig, met eene aanzienlyke magt, her- | |
[pagina 87]
| |
waards; om deszelven Staaten in bezit te neemen, en de Noormannen uit dezelven te verdryvenGa naar voetnoot(n). Zyn Leger bestondt uit verschillende volkeren, en onder anderen ook uit Saxers en FriezenGa naar voetnoot(o). Eerlang sloeg hy 't beleg voor Haslou; 't welk, van wederzyde, door de geduurige uitvallen der belegerden, veel volks kostte. Men sloot hier eindelyk een Verdrag, by 't welk, de Keizer zig verbondt, eene aanzienlyke somme gelds aan de Noormannen te zullen betaalen, mids dat zy beloofden, geene vyandlykheden meer in zyn Ryk te zullen bedryven. Aan Godefrid in 't byzonder, werden de Graafschappen en andere goederen, die zyn Oom Roruk, de Noorman, in FrieslandGa naar voetnoot(p), en met naame in Kinnin of Kennemerland, bezeten hadt, afgestaan; alwaar hy zig, sedert, met de zynen, nedersloegGa naar voetnoot(q). Ook werdt hem, niet lang hier na, Gisla, Dogter van Lotharius den II, ter vrouwe, en met dezelve, de Provincie van Friesland, tot eene Bruidschat, gegevenGa naar voetnoot(r); hebbende hy, vooraf, belydenis van den Christelyken Godsdienst gedaan; by welke gelegenheid, de Keizer zelf, als Gevader, over zynen Doop gestaan hadtGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Onze Kronyken verhaalen, dat de Friezen, kwalyk gediend met Godefrids Regeering, en aan 't muiten geslaagen zynde, door hem genoodzaakt werden, met eenen strop | |
[pagina 88]
| |
strop om den hals te gaan, op dat zy, de allerminste wederspannigheid betoonende, zonder uitstel, zouden konnen opgeknoopt wordenGa naar voetnoot(t). Godesrid werdt, na verloop van eenigen tyd, tot een Verbond tegen Keizer Karel aangezogt, door Hugo, Broeder zyner Gemaalinne, die zig van Lotharingen poogde meester te maakenGa naar voetnoot(u). De Noorman hoorde de voorslagen zyns zwaagers gaarne; doch zag nog zo dra geene gelegenheid, om zig, met eenigen schyn van regt, tegen den Keizer, te verklaaren. 't Verdrag bleef dan geheim, en Godefrid zondt, om den Keizer blind te houden, zyne Gemaalin ten hove, die Karel van zyne bestendige trouwe kwam verzekerenGa naar voetnoot(v). Ondertusschen gedoogde hy, dat de Noormannen, die zig in Chinheym of Kennemerland nedergeslaagen hadden, in 'tGa naar margenoot+jaar agt honderd vier en tagtig, den Ryn opvoeren en Doesburg aan den Yssel, of Duisberg aan den Ryn, want dit is twyfelagtig, bemagtigden, alwaar zy zig verschansten en overwinterden; doch van Hertog Henrik belegerd werden, die hun belette op buit uit te gaanGa naar voetnoot(w), zynde het waarschynlyk, dat zy, wel op deezen zelfden togt, doch wat vroeger, den brand in de Stad Deventer gesteken, en aldaar een ysselyk bloedbad aangeregt hebbenGa naar voetnoot(x). Met den aanvang des volgenden jaars, verlieten zy Doesburg of Duisberg, en | |
[pagina 89]
| |
zakten wederom af naar den ZeekantGa naar voetnoot(y). |
|