Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXII. Ryksverdeeling tusschen twee Zoonen des Keizers Lotharius en Karel.Keizer Lodewyk, tegen den dertigsten van Bloeimaand des jaars agt honderd negen en dertig, eenen Landdag te Worms beschreeven hebbende, deedt aldaar eene nieuwe verdeeling zyns Ryks, onder twee zyner Zoonen, Lotharius en Karel. Karel den jongsten was reeds te vooren deel in 't RykGa naar voetnoot(o), en naar sommiger verhaalGa naar voetnoot(p), nog onlangs, ookGa naar margenoot+gantsch Friesland toegelegd. Doch nu was Pipyn, 's Keizers tweede Zoon, overleeden. | |
[pagina 57]
| |
Lodewyk de derde van 's Keizers Zoonen was reeds Koning van Beyeren. Men besloot dan, het overig deel des Ryks, waar onder Aquitanie, alwaar Pipyn geregeerd hadt, begreepen was, onder Lotharius en Karel te verdeelen. De Maas werdt tot eene grensscheiding gesteld van haaren oorsprong af tot aan de Zee toe: en al wat beoosten of ter regter zyde van die Rivier, en van eene lyn, getrokken van den oorsprong der zelve, tot aan de Rhône, gelegen was, werdt aan Lotharius; al wat bewesten of ter linkerzyde lag aan Karel toegelegdGa naar voetnoot(q): waar uit af te neemen is, dat ver het grootste gedeelte deezer Landen onder het Ryks aandeel van Lotharius begreepen was: en te gelyk, dat de Zeeuwsche Eilanden en een klein gedeelte van het tegenwoordig Holland, 't welk ter linkerzyde van de Maaze legt, onder het Ryks aandeel van Karel, behoorden. Ook worden, in egte Gedenkschriften deezer Ryksverdeelinge, het Hertogdom van Friesland, tot aan de Maaze toe, het Graafschap Hameland, 't welk een gedeelte van de Veluwe of van het Stigt omtrent den Eemstroom besloeg, het Graafschap der Batavieren of der Betuwe, en het Graafschap Teisterbant met Duurstede, met malkanderen ver het grootste gedeelte der Vereenigde Nederlanden uitmaakende, uitdrukkelyk, onder het Ryks aandeel van Lotharius, opgeteld, en van dat van Karel, gezeid, dat het zig, van de andere zyde, | |
[pagina 58]
| |
ook langs de Maaze, tot aan de Zee toe, uitstrekteGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+ Een gedeelte van Friesland, sommige oude Kronyken zeggen WalcherenGa naar voetnoot(s), werdt, dit jaar, wederom van de Deensche zeeschuimers ontrust. En Horik zondt, volgens zyne gewoonte, wederom eenige Gezanten, onder welken zyn eigen Neef was, aan den Keizer af. Zy waren rykelyk van geschenken voorzien, gaven goede woorden; doch klaagden over de Friezen; 't welk toen zo veel ingang vondt, dat de Keizer eenige Hertogen benoemde, om de zaak te onderzoeken, en den Deenen goed regt te doenGa naar voetnoot(t). |
|