Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVI. Bloedschandige Huwelyke in Zeeland en Ketteryen in Friesland.De Bisschops-Zetel van Utrecht, open gevallen zynde door de dood van Rixfrid, werdt, voor 't einde deezes jaars, door Keizer Lodewyk, of, op zyn' voorslag, door de Utrechtsche Geestelykheid, vervuld met FredrikGa naar voetnoot(s), afkomstig uit eene Dogter van Radboud, Koning der FriezenGa naar voetnoot(t). Deeze, zyn Bisdom door reizende, vondt, in 't Eiland Walcheren, onder andere schandelyke gewoonten, Huwelyken tusschen Broeders en Zusters in gemeen gebruik. Zo sterk kantte hy zig hier tegen, in eene Kerkelyke Vergaderinge, voorbedagtelyk ten deezen einde beroepen, dat deeze Huwelyken verbroken, en de gehuwden genoodzaakt werden, zig der Kerkelyke straffen te onderwerpenGa naar voetnoot(u). De Bisschop begaf zig van daar, langs den stroom Alechmere, waarschynlyk de Zuiderzee, naar Friesland, alwaar eenige vreemde gevoelens op 't stuk der Drieëenheid, zweemende naar Ariaanerye en Sabelliaanerye, begonden verspreid te worden; welker voortgang hy egter, met hulp van zekeren Odulfus, dien hy van Utrecht ontbooden hadt, eerlang wist te stuitenGa naar voetnoot(v). Ga naar margenoot+ Keizer Lodewyk zig, in 't najaar, omtrent Nieuwmegen, met de jagt vermaakt hebben- | |
[pagina 46]
| |
deGa naar voetnoot(w), en van daar, naar Aken, te rug gekeerd zynde, vondt, nog voor 't einde deezes jaars, geraaden, zyne Staaten onder zyne drie Zoonen te verdeelen. Lotharius, de oudste, werdt, tot 's Vaders Ryksgenoot, aangenomen. Pipyn en Lodewyk werden afhanglyk van hunnen Broeder verklaard; doch aan den eersten 't gebied over Aquitanie, en aan den tweeden 't gebied over Beyere, beide met den naam van Koning, afgestaanGa naar voetnoot(x). Lotharius kreeg dus, zo wel als zyn Vader, de Opper-Regeering over deeze Landen. Ga naar margenoot+ De Deensche Koningen, Zoonen van Godefrid, geenen kans ziende, om Heriold,Ga naar margenoot+die zig nog op hunne grenzen onthieldt, met geweld, te onder te brengen, bedienden zig, naar sommiger gevoelen, van deezen list, om hem in 't Ryk te lokkenGa naar voetnoot(y). Twee der Broederen veinsden, met de anderen twee oneenig te zyn, en Heriold, tot hunnen Ryksgenoot, te willen aanneemen. Hy, met den Keizer geraadpleegd hebbende, keert te schepe naar zyn Vaderland, alwaar men hem, na 't verjaagen van twee der Broederen, met der daad, deel in 't Ryksbestier geeftGa naar voetnoot(z). Doch 't leedt niet lang, of de Broeders verbonden zig metGa naar margenoot+Kadrag, Vorst der Abodriten, heimelyk toeleggende, om Heriold, wederom van den Troon te stootenGa naar voetnoot(a). Hun toeleg werdt egter ontdekt. Zy zonden, om zig by den Keizer te verontschuldigen, in 't volgend jaar, | |
[pagina 47]
| |
hunne Gezanten op den Landdag te Frankfort. Ook hadt hier Heriold de zynenGa naar voetnoot(b). Doch hy vondt eerlang goed, in eigener persoon, de reis naar Erankryk aan te neemen,Ga naar margenoot+en den Keizer te Kompiegne te gaan spreeken, dien hy volkomen verslag van den Staat zyner zaaken deedt. Lodewyk hadt, midlerwyl, twee Graaven, Theotaar en Ruotmond, in gezantschap, aan de Deensche Vorsten gezonden, die, al voor Heriolds aankomst, weder te rug gekeerd waren. Ebo, Bisschop van Reims, die op de Deensche grenzen gepredikt, en veele ongeloovigen gedoopt hadt, kwam, te gelyk met hen, in Frankryk wederomGa naar voetnoot(c). De Keizer kreeg dus naauwkeurig berigt van den toestand der zaaken in 't Noorden. |
|