Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV. Dood van Karel den Grooten.Keizer Karel, op den zes en twintigsten van Louwmaand des volgenden jaars, overleeden zynde, liet het Ryk zynen Zoon Lodewyk na, die, sedert, by den naam van den Vroomen,Ga naar margenoot+bekend geweest is. Karel en Pipyn zyneGa naar margenoot+Broeders, waren reeds, voor hunnen Vader, overleeden. Keizer Lodewyk gaf, in den aanvang zyner Regeeringe, den Saxers en Friezen het Regt op hun Vaderlyk Erf- | |
[pagina 43]
| |
goed weder, van 't welk zy, ten tyde zyns VadersGa naar voetnoot(k), vervallen verklaard waren. Sommigen merkten dit aan, als een blyk zyner goedertierenheid; doch anderen hielden 't voor onvoorzigtigheid, meenende, dat men deeze woeste volkeren niet beter bedwingen kon, dan door hun dus den voet op den nek te houden. De Keizer verkoor egter, de Saxers en Friezen, door weldaaden, aan zig te verbinden: en de ondervinding heeft hem geleerd, dat hy den regten weg ingeslaagen hadGa naar voetnoot(l). De Friezen bleeven hem, volgens 't Verhaal onzer Kronyken, Schatting betaalen, en stonden hem, in den Oorlog, met manschap ten dienstGa naar voetnoot(m). Ga naar margenoot+ Omtrent deezen tyd, werdt Heriold, een der Deensche Koningen, door de Zoonen van Godefrid, met geweld, genoodzaakt het Ryk te verlaaten. Zyn Broeder Reginfrid was, zo wel als de oudste Zoon van Godefrid, in een bloedig gevegt, gesneuveld. En hy zag zyne zaaken eerlang zo verre verloopenGa naar voetnoot(n), dat hy geenen beteren raad wist, dan zyne toevlugt te neemen tot Keizer Lodewyk, die hem naar Saxen zondt, met last, om zig daar zo lang op te houden, tot men zig in staat gesteld zou hebben, om hem kragtiglyk te ondersteunenGa naar voetnoot(o). De Keizer heeft, buiten twyfel, geoordeeld, dat het zyn belang ware, de oneenigheid der Deensche Vorsten te voeden; op dat zyne Landen te minder | |
[pagina 44]
| |
nood hebben zouden, van door deeze gevaarlyke Vyanden overvallen te worden. De Saxers en Abodriten kreegen, tegen den Winter, bevel, om, ten dienste van Heriold, eenen togt tegen Godefrids Zoonen te onderneemen. Tweemaal poogdenzy de toegevrooren' Elve over te trekken; doch 't werdt hun, t'elken reize, door 't ontlaaten van 'tGa naar margenoot+weder, belet. Omtrent het midden van Bloeimaand, geraakten zy eerst over dien stroom, en voorts over de Eider in 't Deensche gebied. Hier zeven dagen agter een voortgetrokken zynde, sloegen zy zig, niet verre van den Zeestrand, in 't gezigt van 't vyandlyk-Leger, neder. Doch het zelve tot geen gevegt hebbende konnen of willen noodzaaken, trokken zy, na 't verdelgen der omgelegen' Landstreeken, over de stroomen, naar Saxen, van waar zy gekomen waren, te rugGa naar voetnoot(p). Heriold zelf vervoegde zig te Paderborn by den Keizer, die hem, op nieuws, van zynen bystand verzekerde, en naar Saxen te rug zondtGa naar voetnoot(q). 't Liep egter nog eenige jaaren aan, eer hy in zyn Ryk hersteld wierdt. Doch alzo hy, van tyd tot tyd, zynen Vyanden merkelyke af breuk deedt, beslooten deezen,Ga naar margenoot+in 't jaar agt honderd zeventien, een Gezantschap aan Keizer Lodewyk te zenden en Vrede te begeeren, onder belofte van dezelve heiliglyk te zullen onderhouden. De Keizer sloeg egter hunnen voorslag in den wind, gaf He- | |
[pagina 45]
| |
riold nieuwen onderstandGa naar voetnoot(r), en stelde hem in staat, om den Kryg, jaaren agter een-, gaande te houden. |
|