Vaderlandsche historie. Deel 2
(1749)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIII. Karel de Groote verdeelt zyn Ryk, onder zyne drie Zoonen, en legt den oudsten, Karel, Friesland toe.Het Ryk van Keizer Karel den Grooten overtrof, in magt en uitgestrektheid, alle de Vorstendommen der bekende weereld. Het moest, volgens Landsgebruik, na zyn afsterven, onder zyne drie Zoonen, Karel, Lodewyk en Pipyn, verdeeld worden. De Keizer bereikte, met den aanvang der negende eeuwe, omtrent zestig jaaren. Hy besloot dan, voor zynen dood, eene Verdeeling zyner wyduitgestrekte Staaten te maaken, om, ware 't mogelyk, allen twist over dezelven, onderGa naar margenoot+zyne Zoonen, te voorkomen. In 't jaar agt honderd en zes, en volgens sommigenGa naar voetnoot(z), op Vrydag den zesden van Sprokkelmaand, geschiedde deeze Ryksverdeeling, in de tegenwoordigheid der Frankische Grooten, ten | |
[pagina 35]
| |
deezen einde, te Diedenhoven, byeen geroepen. Wy merken 'er alleenlyk over aan, dat Saxenland en Friesland, onder anderen, aan Karel, den oudsten der drie Zoonen, toegeweezen werdenGa naar voetnoot(a). De gemaakte schikking werdt als de Uiterste Wil des Keizers aangemerkt, door de Frankische Grooten met eede bekragtigd, en naderhand naar Rome gezonden, om, door Paus Leo den III, ondertekend te wordenGa naar voetnoot(b). De Keizer vertrok, sedert, te Schepe, langs den Moezel- enGa naar margenoot+Rynstroom, naar Nieuwmegen, in Badua, dat is, in de Betuwe, alwaar hy de Vasten doorbragt en het Paaschfeest vierdeGa naar voetnoot(c); gelyk hy en eenigen zyner Opvolgeren, sedert, van tyd tot tyd, gewoon waren te doen. Hier werden verscheiden' Wetten gemaakt, en onder anderen bevolen, ‘dat elk zig schikken moest, naar de Ryksverdeeling, welke de Keizer te vooren hadt vastgesteld’. Elk werdt ook verbonden, eenen nieuwen eed van getrouwheid aan den Keizer af te leggenGa naar voetnoot(d). Ga naar margenoot+ Te noodiger was deeze voorzorg, alzo hy, niet lang hier na, de hulp van veelen zyner Onderdaanen, en onder anderen ook van deGa naar margenoot+Saxers en Friezen noodig hadt, Godefrid, Koning der Deenen, maakte, in 't jaar agt honderd en zeven, zwaare toebereidsels om de Abodriten, die, door Karel den Grooten, ter wederzyde van de Elve, in de Landen der | |
[pagina 36]
| |
Saxers, geplaatst warenGa naar voetnoot(e), te beoorlogen. De Deenen hadden weleer in verbond gestaan met de SaxersGa naar voetnoot(f), en Godefrid oordeelde, veelligt, dat de Abodriten, ten onregte, de Landen zyner Bondgenooten bezaten. Keizer Karel kreeg, ondertusschen, zo dra geene tyding van de toerustingen der Deenen, of hy gaf, onder anderen, bevel, ‘dat de Graaven en andere Keizerlyke Amptenaars onder de Friezen zig gereed houden moesten, om, wel gewapend, ten stryde te komen trekkenGa naar voetnoot(g).’ In den aanvangGa naar margenoot+des volgenden jaars, trok 's Keizers Zoon, Karel, aan 't hoofd van een aanzienlyk Leger van Franken en Saxers, en waarschynlyk ook van Friezen, schoon deeze laatsten niet met naame genoemd worden, naar de Elve op. Hy hadt last, om den Deenen slag te leveren, indien zy ondernamen, de grenzen van Saxen te ontrusten. En verneemende, dat de Abodriten reeds grootendeels overweldigd, en synsbaar gemaakt waren, sloeg hy eene brug over de Elve, verwoestte de afgevallen Landstreeken, en keerde toen te rug in Saxen. Godefrid was, midlerwyl, met grooten buit, naar zyn Land gekeerd, na dat hy zekere Deensche Koopstad, Rerik genaamd, en aan den oever der Zee gelegen, t'eenemaal verdelgd, en de Koopluiden van daar vervoerd hadt: vermoedelyk op dat 'er het Frankisch Leger geen voordeel uit zou konnen trekken. Ook hadt hy, langs den | |
[pagina 37]
| |
Noordelyken oever van den Eiderstroom, eenen hoogen muur doen opwerpenGa naar voetnoot(h), welks overblyfsels, zo men wil, nog heden ten dage, in wezen, en onder den naam van Danewerk bekend zynGa naar voetnoot(i). Ga naar margenoot+ De Keizer bevondt zig, toen deeze togt ondernomen werdt, te Nieuwmegen, om aldaar, volgens gewoonte, een gedeelte der Lente door te brengen. Hier kwam hem Eardulf, Koning van Nordhumberland, die, door zyne onderdaanen, van den Troon gestooten was, in eigener persoon, om hulp smeeken. Karel de Groote riedt hem naar Rome te reizen, en Paus Leo in zyne belangen over te haalen. Dit gelukte: en de verjaagde Vorst werdt, nog voor 't einde deezer jaars, door toedoen der Keizerlyke en Pauselyke Gezanten, in zyne waardigheid hersteldGa naar voetnoot(k). |
|