Mijn eerste stap(2020)–Karel de Waele– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De Nachtegaal. Vogeltjen, uw lieve stemme Dringt mij door en door 't gemoed. O! wat zijn toch uwe zangen Lieflijk, aangenaam en zoet, Die gij, dartlend in de linden, – Als een lofzang der Natuur – In de velden doet weêrgalmen Bij het eerste morgenduur. Wen ge in edele verrukking, Heel de Schepping wakker zingt, En uw harmonisch geschuifel Door het ruim der wolken dringt, Ja, nog hooger opgevaren, Stijgt tot aan de hemelsfeer; Zingt gij dan den lof des Scheppers En de grootheid van den Heer? Looft gij Hem dan om zijn mildheid Waar hij de aarde meê bedeelt? Is het niet om zijne goedheid, Vogel, dat ge zingt en kweelt? Ja, voorzeker, lieve vogel, Daarom is het dat gij zingt En gij, dartlend in de boomen, Op de groene twijgjes springt? [pagina 48] [p. 48] Maar nog zoeter zijn de toonen, Krachtiger in melodij, Wen gij, voor een teeder gaaiken Zingt, gezeten aan haar zij; Wen gij uwe minneklachte Uitstort in een zoet geluid: O! dan stijgen hemeltoonen, Vogeltjen, uw bekjen uit! Zing maar voort, o lieve zanger, Klaagt uw smart, o vogelijn! Eens toch zal de stond verschijnen, Die genezen zal uw pijn; Eens toch zult gij zaalge stonden Slijten met een teedre bruid, En, dan stijgen vreugdetoonen, Vogeltjen, uw bekjen uit! Lieve zanger, zoete vogel, Zing, dit doet het hart zoo goed, Spring en dartel in de boomen, Kommerloos, met blij gemoed. Maak uw nestjen in de hage, Woon daar zalig en gerust, Als ge eens het heil gesmaakt hebt Dat men u als bruigom kust. Vorige Volgende