| |
| |
| |
Bibliografie
- | In deze bibliografische lijst wordt wat de rangschikking van de familienamen betreft, de Belgische norm aangehouden. Dat wil zeggen dat er wordt gealfabetiseerd op het eerste gedeelte van de familienaam, ook als dit ‘de’, ‘van’, of ‘ver’ is. |
- | Edities van middeleeuwse teksten worden ten allen tijde opgenomen onder de naam van de moderne uitgever, niet onder die van de middeleeuwse auteur. |
- | Bijdragen van individuele auteurs aan typische naslagwerken zoals de Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur, Dictionnaire des lettres françaises of Van Aiol tot de Zwaanridder zijn niet apart opgenomen. Dergelijke naslagwerken worden in de bibliografie slechts één maal opgenomen, onder de naam van de redacteur(s).
In de voetnoten worden de bijdragen van de individuele auteurs wel vermeld. Bv. Van Gijsen in Gerritsen & Van Melle 1993, om te verwijzen naar Van Gijsens bijdrage in Van Aiol tot de Zwaanridder. |
- | Een artikel in een bundel wordt opgenomen onder de naam van de auteur van het artikel. De bundel wordt enkel ook onder een apart lemma vermeld, indien hij als geheel geraadpleegd werd. |
Verklaring van gebruikte afkortingen:
FMLS = Forum for Modern Language Studies |
NLCM = Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen |
NLH = New Literary History |
Ntg = Nieuwe taalgids |
SpL = Spiegel der Letteren |
TNTL = Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Literatuurstudie |
VMKANTL = Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde |
VMKAW = Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen |
Adam, P. (ed.), ‘Un armorial français du milieu du XIIIe siècle. Le rôle d' armes Bigot -1254’, in: Archives Héraldiques Suisses 63, 1949. (afzonderlijk verschenen overdruk) |
Adam, P. (ed.), ‘Armoiries brabançonnes médiévales, d'aprés des sources inédites (avec notes complémentaires et identifications par Frédéric Collon)’, in: Brabantica IV (1959), 145-192. |
Adam, P. (ed.), ‘Armoiries brabançonnes médiévales, d'aprés des sources inédites (avec notes complémentaires et identifications par Frédéric Collon)’, in: Brabantica V (1960), 112-143. |
Adams, A., ‘“Amadas et Ydoine” and Thomas' “Tristan”’, in: FMLS 14 (1978), 247-254. |
Aerts, J. [e.a.] (red.), Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur. Gent, 1966-1975. |
Aubailly, J.C. (vert.), Amadas et Ydoine. Roman du XIIIe siècle. Parijs, 1986. |
Avonds, P., Brabant tijdens de regering van Hertog Jan III (1312-1356). De grote politieke krisissen. Brussel, 1984, Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België 46. |
| |
| |
Avonds, P., ‘Brabant en de Slag bij Woeringen. Mythe en werkelijkheid’, in: P. Avonds & J.D. Janssens, Politiek en Literatuur. Brabant en de Slag bij Woeringen (1288). Brussel, 1989, 16-99. |
Avonds, P., Brabant tijdens de regering van Hertog Jan III (1312-1356). Land en instellingen. Brussel, 1991, Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België 53. |
Avonds, P., Koning Artur in Brabant (12de - 14de eeuw). Studies over riddercultuur en vorstenideologie. Brussel, 1998 [ter perse], Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. |
Badel, P.-Y. (ed.), Adam de la Halle. Oeuvres complètes. Edition, traduction et présentation. Librairie Générale Française, Parijs, 1995. |
Baehr, R., ‘Chrétien de Troyes und der “Tristan”’, in: Sprachkunst. Internationale Beiträge zur Literaturwissenschaft 2 (1971), 43-58. |
Barbour, J. & R.L.G. Ritchie (ed.), The Buik of Alexander or The Buik of the most noble and valiant conquer our Alexander the Grit. 4 dln., Edinburgh [enz.], 1921-1929. |
Barnet, P. (red.), Images in Ivory. Precious Objects of the Gothic Age. Princeton, 1996. |
Bartelink, G.J.M., ‘Vergilius in de Middeleeuwen’, in: Lampas 15 (1982), 43-67. |
Bastings, A.M., ‘Maerlants “Der naturen bloeme” als bron voor Ruusbroecs “Van den geesteliken tabernakel”’, in: Ons Geestelijk Erf 65 (1991), 31-38. |
Beckers, H., ‘Der Püecher haubet, die von der Tafelrunde Wunder sagen. Wirich von Stein und die Verbreitung des “Prosalancelot” im 15. Jahrhundert’, in: Wolfram-Studien 9 (1986), 17-45. |
Beckers, H., ‘Frühneuhochdeutsche Fassungen niederländischer Erzählliteratur im Umkreis des pfalzgräflichen Hofes zu Heidelberg um 1450/80’, in: E. Cockx-Indestege & F. Hendrickx (red.), Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag II. Leuven, 1987, 237-249. |
Beckers, H., ‘Die mittelfränkischen Rheinlande als literarische Landschaft von 1150 bis 1450’, in: H. Tervooren & H. Beckers (red.), Literatur und Sprache im rheinisch-maasländischen Raum zwischen 1150 und 1450. Zeitschrift für deutsche Philologie 108 (Sonderheft) (1989), 19-49. |
Behrend, F. & R. Wolkan (ed.), Der Ehrenbrief des Püterich von Reichertshausen. Weimar, 1920. |
Berendrecht, P., Proeven van bekwaamheid. Jacob van Maerlant en de omgang met zijn Latijnse bronnen. Amsterdam, 1996, NLCM 14. |
Besamusca, B., ‘In margine. Ende Walewein, een ridder van prise. De bewerker van de “Fergus” en de Middelnederlandse Arturroman’, in: SpL 24 (1982), 225-229. |
Besamusca, B., ‘“Beerte metten breden voeten.” Diplomatische uitgave van het enig overgeleverde fragment’, in: TNTL 102 (1986), 1-20. |
Besamusca, B., ‘De Vlaamse opdrachtgevers van Middelnederlandse literatuur: een literair-historisch probleem’, in: Ntg 84 (1991), 150-162. |
Besamusca, B. & A. van Gijsen, ‘Beerte en Adenet. Over een Middelnederlandse Karelroman en zijn Oudfranse bron’, in: C. De Backer (red.), Cultuurhistorische caleidoscoop. Huldebundel aangeboden aan W.L. Braekman. Brussel, 1992, 39-59. |
| |
| |
Besamusca, B., ‘Walewein’, ‘Moriaen’ en de ‘Ridder metter mouwen’. Intertekstualiteit in drie Middelnederlandse Arturromans. Hilversum, 1993. |
Besamusca, B. & W.P. Gerritsen, ‘De studie van de “Lancelotcompilatie”’, in: B. Besamusca & F. Brandsma (red.), De ongevalliche Lanceloet. Studies over de Lancelotcompilatie. Hilversum, 1992, Middeleeuwse studies en bronnen XXVIII, 9-20. |
Bezzola, R.R., Le sens de l'aventure et de l'amour (Chrétien de Troyes). Parijs, 19682 (19471). |
Biemans, J.A.A.M., ‘Onsen Speghele Ystoriale in Vlaemsche’. Codicologisch onderzoek naar de overlevering van de ‘Spiegel historiael’ van Jacob van Maerlant, Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem. 3 dln., diss. Utrecht 1995 (gelimiteerde oplage; handelseditie in voorbereiding). |
Birkhan, H., ‘Die Entstehung des Limburg-Romanes des Johannes von Soest und seine Aktualität’, in: R. Schutzeichel (red.), Studien zur deutschen Literatur des Mittelalters. Bonn, 1979, 666-686. |
Blommaert, Ph. (ed.), Leven van Sinte Amand. Patroon der Nederlanden; dichtstuk der XIVde eeuw. 2 dln., Gent, 1842. |
Bonath, G. & H. Brunner, ‘“Die Kinder von Limburg” (1480)’, in: W. Harms & L.P. Johnson (red.), Deutsche Literatur des späten Mittelalters. Berlijn, 1975, 129-152. |
Bonnardot, F., ‘A qui Jacques de Longuyon a-t-il dédié le poème des “Voeux du Paon”?’, in: Romania 24 (1895), 576-81. |
Bormans, J.H., Messager des scienes et des arts V. 1837. |
Bormans, J.H., Ouddietsche fragmenten van den ‘Parthonopeus van Bloys’. Brussel, 1871. |
Bouwman, A., ‘Taaldaden. Over intertekstualiteit in “Van den vos Reynaerde”’, in: J.D. Janssens (red.), Op avontuur. De middeleeuwse epiek in de Lage Landen. Amsterdam, 1998, NLCM 18, 125-143 en 322-327. |
Braekman, W.L. (ed.), Int Paradijs van Venus. Dye amoreuse vraghen der liefden. Ende noch meer ander vraghen van Venus discipulen, ghemaect bi eenen eedelen ioncheere ende een edel ionffrouwe. Een Nederlands Volksboek, naar het uniek exemplaar van de Utrechtse druk door Jan Berntsz. van ca.1530. Sint-Niklaas, 1981, Zeldzame Volksboeken uit de Nederlanden 4. |
Braekman, W.L. (ed.), The ‘Demaundes off Love’. A Middle English Prose Version (1487) of the French game ‘au roy qui ne ment’. Brussel, 1982, Scripta, Mediaeval and Renaissance Texts and Studies 7. |
Braekman, W.L. (ed.), Een Nederlandsch raadselboek uit de zestiende eeuw. Brussel, 1985, Scripta, Mediaeval and Renaissance Texts and Studies 15. |
Braekman, W.L. (ed.), ‘De “amoureusche raetselen” in “De arte amandi oft De Conste der Minnen”’, in: Jaarboek De Fonteine 35-36 (1985-86), 177-199. |
Braekman, W.L. (ed.), ‘Marcus van Vaernewijcks “Catechismus der minne”’, in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 1989, 1-78. |
Brandsma, F., Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de ‘Lancelot en prose’ overgeleverd in de ‘Lancelotcompilatie’. pars 3 (vs 10741-16263). Uitgeg. met een inleidende studie over de entrelacement-vertelwijze. Assen-Maastricht, 1992, Middelnederlandse Lancelotromans 6. |
| |
| |
Brandsma, F., ‘Avonturen: de quintessens’, in: B. Besamusca & F. Brandsma (red.), De kunst van het zoeken. Studies over ‘avontuur’ en ‘queeste’ in de middeleeuwse literatuur. Amsterdam [enz.], 1996, 9-47. |
Broich, U., ‘Formen der Markierung von Intertextualität’, in: U. Broich & M. Pfister, Intertextualität. Formen, Funktionen, anglistische Fallstudien. Tübingen, 1985, Konzepte der Sprach- und Literaturwissenschaft 35, 31-47. |
Brokken, H.M., Het ontstaan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Zutphen, 1982. |
Bruckner, M.T., ‘En guise de conclusion’, in: Littérature 41 (1981), 104-108. |
Bruckner, M.T., ‘Intertextuality’, in: N.J. Lacy, D. Kelly & K. Busby (red.), The legacy of Chrétien de Troyes. Dl.1, Amsterdam, 1987, 223-265. |
Bruns, G.L., ‘The Originality of Texts in a Manuscript Culture’, in: Comparative Literature 32 (1980), 113-129. |
Busby, K. (ed.), Chrétien de Troyes. Le Roman de Perceval ou le Conte du Graal. Édition critique d'aprés tous les manuscrits. Tübingen, 1993. |
Carruthers, M.J., The Book of Memory: A Study of Memory in Medieval Culture. Cambridge, 1990. |
Casey, C. (ed.), Les ‘Voeux du Paon’ by Jacques de Longuyon: an edition of the manuscripts of the P redaction. University Microfilms International, no. 0017046, [s.l.], 1956. |
Claassens, G., 1991a, ‘Die Kerstenwet stercken. Kruisvaartideologie en -kritiek in de “Seghelijn van Jherusalem”’, in: TNTL 107 (1991), 235-273. |
Claassens, G., 1991b, ‘Alexander de Grote in het Heilige Land. Kruistochtverwijzingen in een historische roman van Jacob van Maerlant’, in: Millennium 5 (1991), 130-146. |
Claassens, G.H.M., De Middelnederlandse kruisvaartromans. Amsterdam, 1993. |
Claassens, G.H.M., ‘Dat en is sonder reden niet. Over de zeven vragen van “Seghelijn van Jherusalem”’, in: SpL 40 (1998), 25-54. |
Claes, P., ‘Bijzondere en algemene intertextualiteitstheorie’, in: SpL 29 (1987), 7-15. |
Cline, R.H., ‘Heart and eyes’, in: Romance Philology 25 (1971/72), 263-297. |
Coigneau, D., ‘Hoofse minne in Nederlandse prozaromans’, in: J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de Middeleeuwse Maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Brussel, 1982, 95-117. |
Coleman, J., Ancient and Medieval Memories: Studies in the reconstruction of the Past. Cambridge, 1992. |
Colliot, R., Adenet le Roi, ‘Berte aus grans pies’. Etude littéraire générale. 2 dln., Parijs, 1970. |
Comfort, W.W., Chrétien de Troyes. Arthurian Romances (introduction and notes by D.D.R. Owen). Londen [enz.], 1984 (19141). |
Comparetti, D., Vergil in the Middle Ages. Translated by E.F.M. Benecke, with an introduction by R. Ellis. Londen [enz.], 1908. |
Cormier, R.J., One heart one mind: the rebirth of Virgil's hero in medieval French romance. University of Miss., 1973, Romance monographs 3. |
Croenen, G. & J.D. Janssens, 1994a, ‘Een nieuw licht op de “Lancelotcompilatie”? De betekenis van het pas gevonden fragmentje van “Arturs Doet”’, in: Queeste 1, 1 (1994), 3-11. |
Croenen, G. & J.D. Janssens, 1994b, ‘Een nieuw licht op de “Lancelotcompilatie”? De betekenis van het pas gevonden fragmentje van “Arturs Doet”’, in: Queeste 1, 2 (1994), 108-125. |
| |
| |
Croenen, G., Familie en macht. De familie Berthout en de Brabantse adel. 12de - midden 14de eeuw. 2 dln., Gent, 1996, onuitgeg. diss. |
Daverman, E., The Roman van Cassamus and its relationship to the old French Voeux du Paon. Austin. 1978, onuitgeg. diss. |
Debaene, L., De Nederlandse volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1474 en 1540. Hulst, 1977. |
De Caluwé, J., ‘Les prières de “Berte aus grans piés”’, in: Mélanges de langue et de littérature médiévales, offerts à P. le Gentil par ses collègues, ses èléves et ses amis. Parijs, 1973, 151-160. |
De Ceukelaire, G., ‘Watter Virgilius boecke af segghen. Beschouwingen bij de Aeneisbewerking in de “Historie van Troyen”’, in: Millennium 5 (1991), 116-129. |
De Ceukelaire, G., ‘De leugen als waarheid. Maerlant en de val van Troje’, in: Queeste 3 (1996), 125-135. |
De Haan, C., Een onderzoek naar de verhouding van de handschriften A, B, E en I van de ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’. 3 dln., Leiden, 1992, onuitgeg. scriptie. |
De Haan, C., ‘De “Roman van Heinric en Margriete van Limborch”’, in: Queeste 1, 2 (1994), 139-155. |
De Haan, M.J.M. & L. Jongen (ed.), Roman van den Riddere metter Mouwen. Opnieuw naar de bewaarde bronnen uitgegeven. Utrecht, 1983. |
Delbouille, M. (ed.), Jacques Bretel, Le tournoi de Chauvency. Luik [enz.], 1932, Bibliothèque de la Faculté de philosophie et lettres de l'Université de Liège 49. |
De Montaiglon, A. (ed.), Le Livre du chevalier de la Tour Landry pour l'enseignement de ses filles. Parijs, 1854. |
De Muij, F., ‘‘Seghelijn van Jherusalem’ en de ‘Gregoriuslegende’, in: G. Claassens (red.), Seghelijn van Jherusalem. Een 14de-eeuwse ridderroman als zondenspiegel? Eindverslag van een werkcollege in het tweede semester 1995-1996. Departement Literatuurwetenschap, Leuven, 1996, 255-282, (interne publicatie). |
De Muij, F., De reflectie van een vorstenspiegel. Brussel, 1996, (ongepubliceerd jaarwerk aan de KU. Brussel). |
De Pauw, N. & E. Gailliard (ed.), Dit is die istory van Troyen van Jacob van Maerlant. Naar het vijftiendeëeuwse handschrift van Wessel van de Loe met al de Middelnederlandse fragmenten, diplomatisch uitgegeven. 4 dln. Gent, 1889-1892. |
De Pauw, N. (ed.), Middelnederlandse gedichten en fragmenten. Dl.1. Geestelijke en zedelijke gedichten. Gent, 1893-97. |
De Pauw, N. (ed.), Middelnederlandse gedichten en fragmenten. Dl.2. Wereldlijke gedichten. Gent, 1903. |
De Ridder, P., ‘Dynastiek en nationaal gevoel in Brabant onder de regering van hertog Jan I (1267-1294)’, in: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 33 (1979), 73-99. |
Deschamps, J., [Medewerking aan] Vijftien jaar aanwinsten sedert de eerste steenlegging tot de plechtige inwijding van de bibliotheek. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1969. |
Deschamps, J., Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken. Leiden, 1972 (2de herz. druk). |
| |
| |
Deschamps, J., [Medewerking aan] Vijf jaar aanwinsten, 1969-1973. Handschriften. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 1975. |
Deschamps, J., ‘Zes fragmenten van de “Roman van Limborch”’, in: Verslagen en mededelingen van de koninklijke academie voor Nederlandse taal- en letterkunde 1986, 451-452. |
De Schutter, F., Het verhaal van de Nederlandse literatuur. Middeleeuwen, Renaissance, Barok. Kapellen [enz.], 1992. |
De Vooys, C.G.N., ‘Beoordeling van “Roman van Heinric en Margriete van Limborch” uitgegeven volgens het Brusselse Hs. door Br. R. Meesters’, in: Ntg 45 (1952), 56. |
De Vreese, W., Bouwstoffen eerste gedeelte (A-F). Middelnederlandsch Woordenboek, dl.10. 's-Gravenhage, 1927-1941. |
De Vries, M. (ed.), Der Leken Spiegel. Leerdicht van den jare 1330, door Jan van Boendale, gezegd Jan de Clerc, schepenklerk te Antwerpen. 3 dln., Leiden, 1844-1850. |
De Vries, M. (ed.), ‘Middelnederlandsche fragmenten, II. Een fragment van den “roman van Limborch”’, in: TNTL 3 (1883), 50-59. |
De Vries, M. & E. Verwijs (ed.), Jacob van Maerlant, Spiegel Historiael. Met de fragmenten der later toegevoegde gedeelten bewerkt door Philip Utenbroeke en Lodewijc van Velthem. 4 dln., Utrecht, 1982, (Ongewijzigde herdruk van de uitgave te Leiden, 1861-1879). |
De Waard, G.C. & G.Ch. Dupuis (ed.), Segher Diengotgaf. Tprieel van Troyen. Den Haag [enz.], 19794. |
De Wachter, H., Wapenschilden in de Cornicke van Brabant van Hennen van Merchtenen. Leuven, Departement Geschiedenis, 1996, (ongepubliceerd jaarwerk). |
De Wachter, L., ‘Twee fasen in de avonturen van Heinric en Echites in de “Roman van Heinric en Margriete van Limborch”’, in: B. Besamusca & F. Brandsma (red.), De kunst van het zoeken. Studies over ‘avontuur’ en ‘queeste’ in de middeleeuwse literatuur. Amsterdam [enz.], 1996, 113-141. |
De Wachter, L., ‘Wat doet Aeneas in de “Roman van Limborch”? Een onderzoek naar de invloed van Vergilius' “Aeneis” op de “Roman van Heinric en Margriete van Limborch”’, in: J.D. Janssens (red.), Op avontuur. De middeleeuwse epiek in de Lage Landen. Amsterdam, 1998, NLCM 18, 179-200 en 342-348. |
Donkin, E. (ed.), Jean Brisebarre, ‘Li Restor du Paon’. Londen, 1980, Modern Humanities Research Association Texts and Dissertations 15. |
Draak, M., Onderzoekingen over de ‘Roman van Walewein’. Met aanvullend hoofdstuk over het Waleweinonderzoek sinds 1936. Groningen [enz.], 1975 (19361). |
Draak, M., Palet van Middelnederlandse epiek. Den Haag, 19803. |
Duijvestijn, B., ‘Niederländische Dichtung in der Privatbücherei der Pfalzgräfin Mechthild’ (1418/19-1482), in: E. Cockx-Indestege & F. Hendrickx (red.), Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag II. Leuven, 1987, 251-261. |
Duijvestijn, B., ‘Middelnederlandse literatuur in Duitse overlevering. Een arbeidsveld voor neerlandici’, in: F.P. van Oostrom & F. Willaert (red.), De studie van de Middelnederlandse letterkunde: stand en toekomst. Hilversum, 1989, 153-167. |
Faral, E., Les arts poétiques du XIIe et du XIIIe siècle. Recherches et documents sur la technique littéraire au moyen âge. Parijs, 1962. |
| |
| |
Fay, P.B. & J.L. Grigsby (ed.), Joufroi de Poitiers. Roman d'aventures du XIIIe siècle. Genève, 1972. |
Flint, V.I.J. (ed.), ‘Honorius Augustodunensis, “Imago Mundi”’, in: Archives d'histoire doctrinale et littéraire du Moyen Age XLIX (1982), 7-153. |
Flutre, L.-F., Table des noms propres avec toutes leurs variantes figurant dans les romans du Moyen Age écrits en français ou en provençal et actuellement publiés ou analysés. Poitiers, 1962. |
Fourez, L. & P. Dubuisson (ed.), ‘“Armorial de Huldenberg”’, in: Recueil de l'Office généalogique et héraldique de Belgique 5 (1956), 5-52, (Herdruk met kleurenfacsimiles van het handschrift door drukkerij Jan van Helmont, Leuven, 1994). |
Fourrier, A., Le courant réaliste dans le roman courtois en France au Moyen Âge. Parijs, 1960. |
Fourrier, A. (ed.), Le Joli Buisson de Jonece. Genève, 1975, Textes Littéraires Françaises 222. |
Franck, J. (ed.), Alexanders Geesten van Jacob van Maerlant. Leiden, 1882. |
Franck, J., ‘Mittelniederländisches aus Köln’, in: TNTL 18 (1899), 268-278. |
Frappier, J., Etude sur ‘La Mort le Roi Artu’. Roman du XIIIe siècle, dernière partie du ‘Lancelot en prose’. Parijs, 1936. |
Frappier, J., Chrétien de Troyes et le mythe du Graal. Etude sur ‘Perceval ou le Conte du Graal’. Parijs, 19792. |
Freeman, M.A., ‘Cligés’, in: D. Kelly (red.), The Romances of Chrétien de Troyes. A Symposium. Lexington, 1985, 89-131. |
Frescoe, K. (ed.), C.P. Colleen & P. Donaghar (Eng. vert.), Le Bel Inconnu. New York [enz.], 1992, Garland Library in Medieval Literature 77. |
Frescoln, W. (ed.), Guillaume le Clerc. The Romance of Fergus. Philadelphia, 1983. |
Fritz, J.M. (ed.), Chrétien de Troyes. Erec et Enide. Édition critique d'après le manuscrit B.N. fr. 1376, traduction, présentation et notes de Jean-Marie Fritz. Parijs, 1992, Lettres gothiques. Collection dirigée par Michel Zink. |
Fromm, H., ‘Doppelweg’, in: I. Glier (red.), Werk-Typ-Situation. Studien zu poetologischen Bedingungen in der älteren deutschen Literatur. Stuttgart, 1969, 64-79. |
Gerritsen, W.P., ‘Die Wrake van Ragisel’: Onderzoekingen over de Middelnederlandse bewerkingen van de ‘Vengeane Raguidel’, gevolgd door een uitgave van de Wraketeksten. 2 dln., Assen, 1963. |
Gerritsen, W.P., ‘Les relations littéraires entre la France et les Pays Bas au Moyen Age’, in: Actes du septième congrès national. Société française de littérature comparée (Poitiers 27-29 mei 1965). Parijs, 1967, 28-41. |
Gerritsen, W.P., ‘Het beeld van feodaliteit en ridderschap in middeleeuwse literatuur’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 89 (1974), 241-261. |
Gerritsen, W.P., ‘Geschiedverhaal of schetskaart. Overwegingen bij Knuvelders Handboek, deel 1, vijfde druk’, in: Ntg 68 (1975), 89-109. |
Gerritsen, W.P., ‘Wat voor boeken zou Floris V gelezen hebben?’, in: Floris V. Leven, wonen en werken in Holland aan het einde van de dertiende eeuw. Acht voordrachten gehouden tijdens een symposium te Muiderberg, 29 en 30 september 1978. Den Haag, 1979, 71-86. |
| |
| |
Gerritsen, W.P., ‘Wat is hoofsheid?’, in: J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Handelingen van het wetenschappelijk colloquium te Brussel 21-24 oktober 1981. Brussel, 1982, 2-20. |
Gerritsen, W.P., ‘Een avond in Ardres’, in: F. van Oostrom, J. Goossens, P. Wackers [e.a.] (red.), Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam, 1995, 157-172. |
Gerritsen, W.P. & A.G. van Melle (red.), Van ‘Aiol’ tot de ‘Zwaanridder’. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst. Nijmegen, 1993. |
Gezelle, G. (ed.), Hennen van Merchtenen's ‘Cornicke van Brabant’ (1414). Gent, 1896. |
Gildea, J. (ed.), ‘Partonopeu de Blois’: A French Romance of the Twelfth Century. 2 dln., Villanova, 1967. |
Ginzburg, C., De Benandanti. Hekserij en Vruchtbaarheidsriten in de 16e en 17e eeuw. Amsterdam, 1986. |
Ginzburg, C., Extasen. Een ontcijfering van de heksensabbat. Amsterdam, 1993. |
Glauche, G., Schullektüre im Mittelalter. Entstehung und Wandlungen des Lektürekanons bis 1200 nach den Quellen dargestellt. München, 1970, Münchener Beiträge zur Mediävistik und Renaissance-Forschung. |
Goold, G.P. (ed.), Ovid: Metamorphoses. With an English translation by Frank Justus Miller. Cambridge [enz.], 19773, The Loeb Classical Library 42 en 43. |
Goold, G.P. (ed.), Virgil in two volumes. With an English translation by H. Rushton Fairclough. Cambridge [enz.], 197812, The Loeb Classical Library 63 en 64. |
Goold, G.P. (ed.), Ovidius. The art of love and other poems. With an English translation by J.H. Mozley. Cambridge, 19852, The Loeb Classical Library 232. |
Goosen, L., Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten. Nijmegen, 1992. |
Gosman, M., ‘Le début des “Voeux du Paon”. L'organisation d'une entrée en texte’, in: Neuphilologische Mitteilungen LXXXV (1984), 353-363. |
Gosman, M., ‘De receptie van het klassieke erfgoed in de Franse Middeleeuwen. De Alexanderlegende als voorbeeld’, in: R.E.V. Stuip (red.), Franse literatuur van de Middeleeuwen. Muiderberg, 1988, 85-101. |
Green, D.H., Irony in the medieval romance. Cambridge [enz.], 1979. |
Green, R.F., ‘Le Roi Qui Ne Ment and Aristocratic Courtship’, in: K. Busby & E. Kooper (red.), Courtly literature, culture and context. Amsterdam [enz.], 1990, 211-225. |
Grigsby, J.L., ‘The Narrator in “Partonopeu de Blois”, “Le Bel Inconnu”, and “Joufroi de Poitiers”’, in: Romance Philology XXI, 1968, 536-543. |
Guerreau - Jalabert, A., Index des motifs narratifs dans les romans arthuriens français en vers (XIIe-XIIIe siècles). Genève, 1992. |
Gurevich, A.J., ‘Oral and Written Culture of the Middle Ages: Two “Peasant Visons” of the Late Twelfth - Early Thirteenth Centuries’, in: NLH 16 (1984), 51-66. |
Gysseling, M. (ed.), Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II, dl.1: Literaire handschriften. Fragmenten. 's-Gravenhage, 1980. |
Hage, A.L.H., Sonder favele, sonder lieghen. Onderzoek naar vorm en functie van de Middelnederlandse rijmkroniek als historiografisch genre. Groningen, 1989. |
| |
| |
Haidu, P., Aesthetic Distance in Chrétien de Troyes. Irony and Comedy in ‘Cligés’ and ‘Perceval’. Genève, 1968. |
Hasenohr, G. & M. Zink (red.), Dictionnaire des lettres françaises. Le Moyen Age. Édition entièrement revue et mise à jour sous la direction de Geneviève Hasenohr et Michel Zink. Parijs, 1992. |
Hassell, J.W. (ed.), Amourous Games. A Critical Edition of ‘Les Adevineaux Amoureux’. Austin, 1974. |
Haug, W., ‘Artussage und Heilsgeschichte. Zum Programm des Fussbodenmosaiks von Otranto’, in: W. Haug (red.), Strukturen als Schlüssel zur Welt. Kleine Schriften zur Erzählliteratur des Mittelalters. Tübingen, 1989, 409-446. |
Haug, W., ‘Der Tristan -eine interarthurische Lektüre’, in: F. Wolfzettel (red.), Artusroman und Intertextualität. Beiträge der Deutschen Sektionstagung der Internationalen Artusgesellschaft vom 16. bis 19. November 1989 an der Johann Wolfgang Goethe-Universität Frankfurt a.m.. Giessen, 1990, 57-72. |
Hauvette, H., La Morte Vivante. Parijs, 1931. |
Heeroma, K., Maerlants ‘Torec’ als sleutelroman. Amsterdam [enz.], 1973, Mededelingen van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen, Afdeling Letterkunde N.R., dl.36, no5. |
Hegman, W.E., ‘Ridderschap en ridderwijding in “Hughe van Tabaryen” en de “Roman van Limborch”’, in: Ntg 49 (1956), 157-163. |
Hegman, W.E., ‘Hein van Aken. Nieuwe gegevens voor 's dichters biografie’, in: Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde 11 (1957), 53-67. |
Hegman, W.E., 1958a, Hein van Aken. Vierde Martijn. Zwolle, 1958. |
Hegman, W.E., 1958b, ‘Nog eens datering en attributie van de “Roman van Limborch”’, in: Ntg 51 (1958), 159-167. |
Hegman, W.E., ‘Het “Schoon Coninc Spel” uit “Dboeck der Amoreusheyt” (1580) geïdentificeerd’, in: SpL 9 (1965-66), 263-265. |
Hegman, W.E., ‘Het Conincspel in de Middelnederlandse Letterkunde’, in: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis XX (1966), 183-228. |
Heinzel, R., ‘Über das Gedicht vom König Orendel’, in: Sitzungsberichte der philosophisch-historischen Klasse der kaiserlichen Akademie der Wissenschaften 126. Wenen, 1892, 1-90. |
Heinzle, J. & K.H. Staub, ‘Michelstädter Fragmente des mndl. Romans “Heinric en Margriete van Limborch”’, in: Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur 119 (1990), 175-184. |
Hellinga, W. Gs., ‘De datering van de “Roman van Limborch” (Letterk. 195)’, in: Ntg 46 (1953), Vooys voor De Vooys. Huldenummer van De nieuwe taalgids ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van Prof. dr. C.G.N. de Vooys, 42-47. |
Henry, A., Les Oeuvres d'Adenet le Roi. Tôme 1. Biographie d'Adenet. La tradition manuscrite. Brugge, 1951. |
Henry, A. (ed.), Les Oeuvres d'Adenet le Roi. Tôme 3. Les Enfances Ogier. Brugge, 1956. |
Henry, A. (ed.), Les Oeuvres d'Adenet le Roi. Tôme 4. Berte aus grans piés. Brussel [enz.], 1963. |
| |
| |
Henry, A. (ed.), Les Oeuvres d'Adenet le Roi. Tôme V. Cleomadés. 2 dln., Brussel, 1971. |
Henry, A. (ed.), Adenet le Roi. Berte as grans piés. Edition critique. Genève, 1982. |
Hermesdorf, B.H.D., ‘De “Roman der kinderen Limborch” voor het forum der rechtsgeschiedenis’, in: Recht en taal te hoofde. Opstellen over de ontmoeting tussen Middelnederlandse letteren en oudvaderlands rech. Zwolle, 1955, Zwolse reeks van taal- en letterkundige studies 1, 162-194. |
Heymans, J.G. (ed.), Van den derden Eduwaert. Coninc van ingelant hoe hij van over die zee is comen in meyningen vrancrijc te winnen ende hoe hij doernic belach. Nijmegen, 1983, Tekst en Tijd 10. |
Heymans, J.G., ‘Geschiedenis in “Der Leken Spiegel”’, in: G.R.W. Dibbets & P.W.M. Wackers (red.), Wat duikers vent is dit? Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Wijhen, 1989, 25-40. |
Hilka, A. (ed.), ‘Das mittelfranzösische Narcissusspiel (“L'istoire de Narcisus et de Echo”)’, in: Zeitschrift für Romanische Philologie LVI (1936), 275-321. |
Hill, T.D., ‘Narcissus, Pygmalion, and the castration of Saturn. Two mythographical themes in the “Roman de la Rose”’, in: Studies in Philology 71 (1974), 404-426. |
Hoeben, A.H., Brabantse heraldiek in historisch perspectief. Helmond, 1991. |
Hoepffner, E., ‘Frage- und Antwortspiele in der französischen Literatur des 14. Jahrhunderts’, in: Zeitschrift für Romanische Philologie 33 (1909), 695-710. |
Hoepffner, E., ‘“Les Voeux du Paon” et les Demandes Amoureuses’, in: Archivum Romanicum 4 (1920), 99-104. |
Hofer, S., ‘Erecstudien. I. “Erec” und “Tristan”’, in: Zeitschrift für romanische Philologie 62 (1942), 19-28. |
Hogenbirk, M., ‘“Walewein ende Keye”: hoogmoed ten val gebracht’, in: B. Besamusca & F. Brandsma (red.), De kunst van het zoeken. Studies over ‘avontuur’ en ‘queeste’ in de middeleeuwse literatuur. Amsterdam [enz.], 1996, 89-112. |
Hogenelst, D. & S. de Vries, ‘Die scone die mi peisen doet...’. De vrouw als opdrachtgeefster van middeleeuwse literatuur’, in: Tijdschrift voor Vrouwenstudies II (1982), 325-346. |
Hogenhout, J., De geschiedenis van Torec en Miraude. Een onderzoek naar de oorsprong en de ontwikkeling van een Arthurroman. Diss. Leiden, 1976. |
Hogenhout, M. & J. (ed.), ‘Torec’. Een tekstuitgave naar het handschrift met een inleiding. Abcoude, 1978. |
Hogetoorn, C., ‘Sprookjes en hoofse romans’, in: R. Lemaire (red.), Ik zing mijn lied voor al wie met mij gaat. Vrouwen in de volksliteratuur. Utrecht, 1986, 171-182. |
Holmes, U.T., Adenet le Roi's Berte aus grans piés. Edited with introduction, variants and glossary. Chapel Hill N.C., 1946. |
Höltgen, K.J., ‘König Arthur und Fortuna’, in: Anglia. Zeitschrift für Englische Philologie LXXV (1957), 35-54. |
Huet, G., ‘La version néerlandaise des “Lorrains”’, in: Romania 34 (1905), 1-23. |
Huizinga, E., ‘Hoe mense nomet in Latijnen metten Duytsche. Tweetaligheid in een Middelnederlands artes-handschrift’, in: P. Wackers [e.a.] (red.), Verraders en bruggenbouwers. Verkenningen naar de relatie tussen Latinitas en de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam, 1996, NLCM 15, 151-167 en 305-322. |
| |
| |
Immink, M.W. (ed.), Colijn van Rijssele, De spiegel der minnen. Met inl., aant. en woordenlijst uitgeg. d. M.W. Immink. Utrecht, 1913. |
Iwema, K., ‘Margrietes incognito. Een bijdrage tot de interpretatie van de “roman van Heinric en Margriete van Limborch”’, in: J.J.Th.M. Tersteeg & P.E.C. Verkuyl (red.), Ic ga daer ic hebbe te doene. Opstellen aangeboden aan prof. dr. F. Lulofs ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar in de Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Groningen, 1984, 149-165. |
Jansen, A., ‘Gesellschaftliche Santionierung der Sexualität im Fest: Die Liebesburgbelagerung’, in: Mediaevistik 2 (1989), 203-213. |
Jansen-Sieben, R., De Natuurkunde van het geheelal. Een 13de-eeuws middelnederlands leerdicht. Brussel, 1968. |
Jansen-Sieben, R., [bespreking van Vijfvinkel 1974], in: Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis / Revue Belge de Philologie et d' Histoire 55 (1977), 650-652. |
Janssens, J.D., Analyse van de structuur en de verhaaltechniek in de hoofse, oorspronkelijk Middelnederlandse ridderroman. Een vergelijkende interpretatie van de ‘Trojeroman’ van Segher Diengotgaf, de ‘Roman van Walewein’, de ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’ en de ‘Seghelijn van Jherusalem’. 3 dln., diss. Leuven, 1976. |
Janssens, J.D., 1977a, ‘“Brabantse knipoogjes” in de roman van “Heinric en Margriete in Limborch”’, in: Eigen Schoon en de Brabander 60 (1977), 1-16. |
Janssens, J.D., 1977b, ‘Het realisme in de ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’, in: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 31 (1977), 107-120. |
Janssens, J.D., 1977c, ‘De “Fergus” en de “Ferguut”. Marginalia bij de nieuwe “Ferguut”-editie’, in: SpL 19 (1977), 280-288. |
Janssens, J.D., 1977d, ‘Constanten en variaties in de Middelnederlandse “episodische” Arturroman’, in: Handelingen van het XXXIe Vlaams Filologencongres, Brussel, 1977, 94-100. |
Janssens, J.D., ‘“Oorspronkelijkheid” en traditionalisme in “Seghelijn van Jherusalem”’, in: Leuvense Bijdragen 67 (1978), 23-46. |
Janssens, J.D., ‘De “Trojeroman” van Segher Diengotgaf’, in: Roman en Onderwijs. Nieuwe benaderingsmogelijkheden van de roman in het onderwijs. Leuven, 1979, 131-152. |
Janssens, J.D., 1982a, ‘Hoofsheid en het gesproken woord in de ridderroman,’ in J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Handelingen van het wetenschappelijk colloquium te Brussel 21-24 oktober 1981. Brussel, 1982, 41-70. |
Janssens, J.D., 1982b, ‘Oude en nieuwe wegen in “Het woud zonder genade”. Terreinverkenningen voor verder onderzoek van de Middelnederlandse niet-historische Arturroman’, in: Ntg 75 (1982), 291-312. |
Janssens, J.D., ‘Noord en Zuid overdwars. Grensverkeer in de Nederlandse letteren van nu en toen. “1300”’, in: Literatuur 2 (1985), 356-361. |
| |
| |
Janssens, J.D., ‘Segher Diengotgaf of Jacob van Maerlant aan het woord? Blinde motieven bij Segher of structurele verwijzingen van Maerlant?’, in: G. van Eemeren & F. Willaert (red.), 't Ondersoeck leert. Studies over middeleeuwse en 17-de eeuwse literatuur ter nagedachtenis van Prof. Dr. L. Rens. Leuven [enz.], 1986, 43-53. |
Janssens, J.D., 1987a, ‘De handschriftelijke overlevering van de “Trojeroman” van Segher Diengotgaf’, in: E. Cockx-Indestege [e.a.], Miscellanea Neerlandica. Opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag II. Leuven, 1987, 153-161. |
Janssens, J.D., 1987b, ‘De “Renaissance van de 12e eeuw” en de literatuur in de volkstaal in Brabant’, in: R. Bauer, J. Verbesselt, W. Grauwen [e.a.], Brabant in de twaalfde eeuw: een renaissance? Brussel, 1987, 65-112. |
Janssens, J.D., 1987c, ‘De Brabantse literatuur in de 13e eeuw: oude problemen en nieuwe mogelijkheden’, in: De Brabantse Folklore 253 (1987), 71-84. |
Janssens, J.D., Dichter en publiek in creatief samenspel. Over interpretatie van Middelnederlandse ridderromans. Leuven, 1988. |
Janssens, J.D., ‘De Middelnederlandse, niet-historische Arturroman. Vertaling of oorspronkelijke schepping?’, in: F.P. van Oostrom & F. Willaert, De studie van de Middelnederlandse letterkunde: stand en toekomst. Symposium Antwerpen 22-24 september 1988. Hilversum, 1989, Middeleeuwse studies en bronnen 14, 121-132. |
Janssens, J.D., V. Uyttersprot, R. Van Daele [e.a.], Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift. Leuven, 1991. |
Janssens, J.D., ‘Fictioneel of referentieel?’, in: W.P. Gerritsen [e.a.] (red.), Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artes-literatuur. Hilversum, 1991, 96-97. |
Janssens, J.D., ‘Over cyclopen, eenhoornen en meerminnen. Van waarneming tot mythevorming en traditie’, in: Van sirenen en meerminnen. Tentoonstellingscatalogus. s.l., 1992, 80-111. |
Janssens, J.D., V. Uyttersprot & L. De Wachter, Egidius waer bestu bleven. Leuven, 1992. |
Janssens, J.D., De Middeleeuwen zijn anders. Leuven, 1993. |
Janssens, J.D., 1994a, ‘De natuurlijke omgeving’, in: M. Stoffers (red.), De middeleeuwse ideeënwereld 1000-1300. Hilversum, 1994, 171-200. |
Janssens, J.D., 1994b, ‘Ik aanvaard dit werk: enthousiast, maar kritisch. N.a.v. F. van Oostrom “Aanvaard dit werk”’, in: Queeste 1 (1994), 66-73. |
Janssens, J.D., 1995a, ‘Een geschiedenis van de Middelnederlandse epiek. Van publiek naar dichter: terug naar af...?’, in: F.P. van Oostrom & W. van Anrooij (red.), Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam, 1995, NLCM 11, 83-98 en 193-200. |
Janssens, J.D., 1995b, De Graal en de ridders van de Ronde Tafel. Leuven, 1995. |
Janssens, J.D., 1996a, ‘Een pleidooi voor Beatrijs' geliefde’, in: K. Porteman, W. Verbeke & F. Willaert (red.), Tegendraads Genot. Opstellen over de kwaliteit van middeleeuwse teksten. Leuven, 1996, 73-82. |
Janssens, J.D., 1996b, ‘Nog maar eens datering van de “Reynaert”... Over Maerlant, “Reynaert” en literaire netwerken’, in: Tiecelijn 9 (1996), 4-10. |
Janssens, J.D. & V. Uyttersprot, Jacob van Maerlant. De middeleeuwse wereld op schrift (Tentoonstellingsgids). Damme, 1997. |
| |
| |
Janssens, J.D. & M. Meuwese, Jacob van Maerlant. ‘Spiegel historiael.’ De miniaturen uit het handschrift Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, KA XX. Leuven, 1997. |
Janssens, J.D., 1998a, ‘Subtiel vertellen. Middeleeuwse epiek in de Lage Landen’, in: J.D. Janssens (red.), Op avontuur. De middeleeuwse epiek in de Lage Landen. Amsterdam, 1998, NLCM 18, 9-35 en 273-285. |
Janssens, J.D., 1998b, ‘Van Mierlo of Van Oostrom? Literaire netwerken in de Middeleeuwen’, in: J.D. Janssens (red.), Op avontuur. De middeleeuwse epiek in de Lage Landen. Amsterdam, 1998, NLCM 18, 261-272 en 367-369. |
Jéquier, L. (ed.), L'armorial Bellenville. Parijs, 1983. |
Jonckbloet, W.J.A. (ed.), Die dietsche doctrinale. Leerdicht van den jare 1345, toegekend aan Jan Deckers clerck der stad Antwerpen. Den Haag, 1842. |
Jonckbloet, W.J.A. (ed.), ‘Roman van Lancelot’ (XIIIe eeuw). Naar het (eenig-bekende) handschrift der Koninklijke Bibliotheek, op gezag van het Gouvernement uitgegeven. 2 dln., 's-Gravenhage, 1846-1849. |
Jonckbloet, W.J.A., Geschiedenis der Middennederlandsche Dichtkunst. 3 dln., Amsterdam, 1851-1855. |
Jonckbloet, W.J.A., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde II. 4de herziene dr. uitgegeven door C. Honigh. Groningen, 1889. |
Jones, J.W. & E.F. Jones (ed.), Bernardus Silvestris, Commentum super sex libros Eneidos Vergilii, proloog en ad Aeneis 2. Lincoln [enz.], 1977. |
Jongen, L., Van Achilles tellen langhe. Onderzoekingen over Maerlants bewerking van Statius' ‘Achilleis’ in de ‘Historie van Troyen’. Deventer, 1988, Deventer Studiën 8. |
Kalff, G., ‘Een paar fragmenten van den “roman van Limborch”’, in: TNTL 17 (1898), 297-301. |
Kalff, G., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde I. Groningen, 1906. |
Karnein, A., ‘La réception du “De Amore” d'André le Chapelain au xiiie siècle’, in: Romania 102 (1981), 324-351 en 501-542. |
Keen, M., Chivalry. New Haven & Londen, 1984. |
Keesman, W., ‘Troje in de middeleeuwse literatuur. Antiek verleden in dienst van eigen tijd’, in: Literatuur 4 (1987), 257-265. |
Kennedy, E., Lancelot and the Grail. A study of the Prose ‘Lancelot’. Oxford, 1986. |
Kern, P., Die Artusromane des Pleier. Untersuchungen über den Zusammenhang von Dichtung und literarischer Situation. Berlijn, 1981, Philologische Studien und Quellen 100. |
Kettenis, G., ‘Tristan en Isolde: al eeuwen verliefd’, in: Bzzzletin 13 (1985), 31-36, 45. |
Kienhorst, H., & H. Mulder, ‘Copiisten van Middelnederlandse literaire handschriften’, in: Dokumentaal 15 (1986), 93-95. |
Kienhorst, H., De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologische beschrijving. 2 dln., Deventer, 1988. |
Klein, A., Die altfranzösischen Minnefragen. Marburg, 1911. |
Klein, J.W., ‘Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk. Een herijking van de dateringen van de handschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek’, in: TNTL 111 (1995), 1-23. |
| |
| |
Klein, Th., ‘Die Rezeption mittelniederländischer Versdichtungen im Rheinland und Augustijns “Herzog von Braunschweig”’, in: R. Schlusemann & P. Wackers (red.), Die spätmittelalterliche Rezeption niederländischer Literatur im deutschen Sprachgebiet. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 47 (1997), 79-107. |
Klett, M. (ed.), Johannes von Soest. Die ‘Kinder von Limburg’ (ediert nach Cod. Pal. Germ. 87). Wenen, 1975. |
Knuttel, J.A.N., ‘Een motief uit “Ferguut” bij Heinrik van Aken’, in: TNTL 63 (1944), 61-62. |
Knuttel, J.A.N, Onze letteren in de Middeleeuwen. Amsterdam-Antwerpen, 1958. |
Knuvelder, G.P.M., Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Deel I. 's-Hertogenbosch, 19705. |
Koekman, J., 1988a, ‘“Torec”: een vorstelijk verhaal. Zinvolle verbanden in een complexe tekst’, in: Ntg 81 (1988), 111-124. |
Koekman, J., 1988b, ‘Torec in de Kamer van Wijsheid: over het interpreteren van Middelnederlandse teksten’, in: D.R. Edel, W.P. Gerritsen & K. Veelenturf (red.), Monniken, ridders en zeevaarders. Opstellen over vroegmiddeleeuwse Ierse cultuur en Middelnederlandse letterkunde, aangeboden aan Maartje Draak. Amsterdam, 1988, 141-153. |
Köhler, E., Ideal und Wirklichkeit in der höfischen Epik. Studien zur Form der frühen Artus- und Graldichtung. Tübingen, 19702, Beihefte zur Zeitschrift für romanische Philologie 97. |
Kossmann, F., ‘De Ars Amandi bij de rederijkers van het laatst der 16e eeuw’, in: Het Boek 26 (1940-2), 321-356. |
Kristeva, J., Semeiotikè: Recherches pour une sémanalyse. Parijs, 1969. |
Krueger, R.L., ‘The Author's Voice: Narrators, Audiences, and the Problem of Interpretation’, in: N.J. Lacy, D. Kelly & K. Busby, The Legacy of Chrétien de Troyes I. Amsterdam, 1987, 115-140. |
Kuhn, H., ‘‘Erec’, in: H. Kuhn, Dichtung und Welt im Mittelalter. Stuttgart, 1969, 133-150. |
Kuiper, E.T., ‘Het Heidelbergsche handschrift van den “Limborch”’, in: TNTL 8 (1888), 210-220. |
Kuiper, W., ‘Lombarden, paragraaf- en semiparagraaftekens in Middelnederlandse epische teksten’, in: Spektator 10 (1980/81), 50-85. |
Kuiper, W., ‘De Middelnederlandse “Ferguut”’. In: Bzzzletin 13 (1985), 46-50. |
Kuiper, W., Die riddere metten witten scilde. Oorsprong, overlevering en auteurschap van de Middelnederlandse ‘Ferguut’, gevolgd door een diplomatische editie en een diplomatisch glossarium. Amsterdam, 1989. |
Labande, E.R., ‘Le “credo” épique. A propos des prières dans les chansons de geste’, in: Recueil de travaux offert à M. Clovis Brunel par ses amis, collègues et élèves. Parijs, 1955, 62-80. |
Lacy, N.J., D. Kelly & K. Busby (red.), The legacy of Chrétien de Troyes. Dl.1. Amsterdam, 1987. |
Lacy, N.J. (ed.), Béroul, The Romance of Tristan. New York [enz.], 1989. |
Långfors, A., A. Jeanroy & L. Brandin, Recueil général des jeux-partis français. Parijs, 1926, Société des anciens textes français 70. |
Langlois, Ch.-V., Le règne de Philippe III le Hardi. Parijs, 1887. |
| |
| |
Langlois, E., ‘Le jeu du Roi qui ne ment et le jeu du Roi et de la Reine’, in: Romanische Forschungen 23 (1907), 163-173. |
Lebbe, C., ‘In het schemergebied tussen het leven en de dood’, in: L. Milis (red.), De heidense Middeleeuwen. Brussel [enz.], 1991, 69-89. |
Lecoy, F. (ed.), Guillaume de Lorris et Jean de Meun, Le ‘Roman de la Rose’ (3 dln.). Parijs, 1974, Les classiques français du Moyen Age. |
Lie, O.S.H., ‘Kanttekeningen bij Maerlants berijmde “Heimelijkheid der heimelijkheden” en de “Proza-heimelijkheid”’, in: Queeste 3 (1996), 136-150. |
Lie, O.S.H. & D.E. van der Poel, ‘Eerherstel voor Galiene’, in: Het Zaad der Middeleeuwen. Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 16. Amsterdam, 1996, 91-111. |
Lieftinck, G.I., Bouwstoffen tweede gedeelte [en] supplement. Middelnederlandsch Woordenboek, dl.10. 's-Gravenhage, 1941-1952. |
Lieftinck, G.I., Codicum in finibus belgarum ante 1550 conscriptorum qui in bibliotheca universitatis asservantur, I. Codices 168-160 societatis cui nomen Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Descripsit G.I. Lieftinck. Leiden, 1948, Bibliotheca Universitatis Leidensis, Codices manuscripti V. |
Lieftinck, G.I., ‘Drie handschriften uit de Librije van de abdij van Sint Bernards opt Schelt’, in: TNTL 69 (1952), 1-30. |
Lievens, R. (ed.), ‘Een Middelnederlandse “Florimont”’, in: SpL 2 (1958), 1-33. |
Lievens, R., ‘In Margine. De dichter Hein van Aken’, in: SpL 4 (1960), 57-74. |
Loutsch, J.-C. & L. Jéquier, Armorial du pays de Luxembourg contenant la déscription des armes des princes de la Maison de Luxembourg, de tous les souverains d'autres maisons ayant regné sur ce pays. Luxemburg, 1974. |
Lyons, F., ‘La fausse morte dans le “Cligés” de Chrétien de Troyes’, in: Mélanges de linguistique et de littérature offerts à Mario Roques I. Parijs, 1950, 167-177. |
Manfellotto, A. (ed.), I fabliaux di Jean de Condé. L'Aquila, 1979, Romanica Vulgaria 4. |
Martin, H. & P. Lauer, Les Principaux Manuscrits à Peintures de la Bibliothèque de l'Arsenal à Paris. Parijs, 1929. |
McKitterick, R., The Carolingians and the Written Word. Cambridge, 1989. |
Meesters, Th.H.A. (ed.), ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’. Uitgegeven volgens het Brusselse handschrift. Amsterdam [enz.], 1951. |
Memmer, A., Die altfranzösische Bertasage und das Volksmärchen. Halle, 1935, Romanistische Arbeiten 25. |
Micha, A. (ed.), Chrétien de Troyes, ‘Cligés’. Parijs, 1957, CFMA 84. |
Milis, L. (red.), De Heidense Middeleeuwen. Brussel [enz.], 1991. |
Minnis, A.J., ‘The influence of academic prologues on the prologues and literary attitudes of late-medieval English writers’, in: Medieval Studies 43 (1981), 342-383. |
Moisan, A., Répertoire des noms propres de personnes et de lieux cités dans les Chansons de Geste françaises et les oeuvres étrangères dérivées. 2 dln. in 5 banden, Genève, 1986. |
Mostert, M., ‘Bronnen en tradities’, in: M. Stoffers (red.), De middeleeuwse ideeënwereld 1000-1300. Heerlen [enz.], 1994, 37-64. |
| |
| |
Mostert, M., 1995a, ‘Communicatie in de Middeleeuwen’, in: M. Mostert (red.), Communicatie in de Middeleeuwen. Studies over de verschriftelijking van de middeleeuwse cultuur. Hilversum, 1995, 9-20. |
Mostert, M., ‘1995b, ‘What happened to literacy in the Middle Ages? Scriptural evidence for the history of the western literate mentality’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 108 (1995), 323-335. |
Mostert, M. (red.), 1995c, Communicatie in de Middeleeuwen. Studies over de verschriftelijking van de middeleeuwse cultuur. Hilversum, 1995. |
Mulder, H., ‘Beerte metten breden voeten, ed. B. Besamusca’, in: Dokumentaal 17 (1988), 104-108. |
Mulder, M., ‘De handschriftentraditie van de “Rijmbijbel”’, in: J. van Moolenbroek & M. Mulder (red.), Scolastica willic ontbinden. Over de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant. Hilversum, 1991, 71-83. |
Obbema, P., [bespreking van Vijfvinkel 1974], in: Archives et bibliothèques de Belgique / Archief- en bibliotheekwezen in België XLVI (1975), 798. |
O'Hara Tobin, P.M. (ed.), Les lais anonymes des XIIe et XIIIe siècles. Edition crtique de quelques lais Bretons. Genève, 1976. |
Ohly, F., Diamant und Bochsblut. Zur Traditions- und Auslegungsgeschichte eines Naturvorgangs von der Antike bis in die Moderne. Berlijn, 1976. |
Ong, W.J., ‘Orality, Literacy, and Medieval Textualization’, in: NLH 16 (1984), 1-12. |
Ong, W.J., Orality and Literacy. The Technologizing of the Word. Londen [enz.], 1987. |
Owen, D.D.R., ‘Profanity and its Purpose in Chrétien's “Cligés” and “Lancelot”’, in: FMLS VI (1970), 37-48. |
Pabst, W., Venus und die missverstandene Dido; literarische Ursprünge des Sibyllen- und des Venusberges. Hamburg, 1955, Hamburger romanistische Studien. Allgemeine romanistische Reihe 40. |
Paris, G., ‘Romans en vers du cycle de la Table Ronde’, in: Histoire littéraire de la France 30. Parijs, 1888. |
Paris, P. (ed.), Le Livre du Voir-Dit. Parijs, 1875. |
Patch, H.R., The Goddess Fortuna in Mediaeval Literature. New York, 19742. |
Peters, U., ‘Cour d'amour - Minnehof’. Ein Beitrag zum Verhältnis der französischen und deutschen Minnedichtung zu den Unterhaltungsformen ihres Publikums’, in: Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur 100 (1972), 117-133. |
Pickering, F.P., ‘Fortuna’, in: F.P. Pickering (red.), Literatur und darstellende Kunst im Mittelalter. Berlijn, 1966, 112-145. |
Pickering, F.P., Augustinus oder Boethius? Geschichtsschreibung und epische Dichtung im Mittelalter und in der Neuzeit. Berlijn, 1967-1977. |
Pleij, H., Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen. Amsterdam, 1979. |
Pleij, H., ‘Over de betekenis van Middelnederlandse teksten. Besprekingsartikel n.a.v. “Esmoreit” uitg. door A.M. Duinhoven’, in: Spektator 10 (1980-81), 299-339. |
Pleij, H., Nederlandse literatuur van de late middeleeuwen. Utrecht, 1990. |
| |
| |
Pleij, H., Dromen van Cocagne. Middeleeuwse fantasieën over het volmaakte leven. Amsterdam, 1997. |
Poirion, D., ‘Narcisse et Pygmalion dans le “Roman de la Rose”’, in: R.J. Cormier & U.T. Holmes (red.), Essays in honor of Louis Francis Solano. Chapel Hill, 1970, 153-165. |
Polak, L., Chrétien de Troyes, Cligés. Londen, 1982. |
Popoff, M. (ed.), Armorial Lalaing. Parijs, 1989, Documents d' héraldique médiévale 3. |
Pörsken, U., Der Erzähler im mittelhochdeutschen Epos. Berlijn, 1971. |
Priebsch, R., Deutsche Handschriften in England I. Erlangen, 1896. |
Quaglio, A.E. (ed.), ‘G. Boccaccio. “Filocolo”’, in: V. Branca (red.), Tutte li opere 1. Verona, 1967, 381-454. |
Raynaud, G. (ed.), Eustache Deschamps, Oeuvres Completes VIII. Parijs, 1893. |
Raynaud de Lage, G., ‘Les romans de Tristan au XIIe siècle’, in: J. Frappier & R.R. Grimm (red.), Le roman jusqu'à la fin du XIIIe siècle. 2 dln., Heidelberg, 1978-1984, Grundriss der romanischen Literaturen des Mittelalters 4. |
Reinhard, J.R., ‘The Old French Romance of “Amadas et Ydoine”’, in: Romanic Review 15 (1924), 179-265. |
Reinhard, J.R., The Old French Romance of ‘Amadas et Ydoine’. An Historical Study. Durham, 1927. |
Reinhard, J.R. (ed.), Amadas et Ydoine. Roman du XIIIe siècle. Parijs, 1974. |
Reinhold, J., ‘Über die verschiedene Fassungen der Bertasage.’, in: Zeitschrift für romanische Philologie 35 (1911), 1-30 en 129-152. |
Resoort, R. & H. Pleij, ‘Nieuwe bronnen en gegevens voor de literatuurgeschiedenis van de zestiende eeuw uit Parijse Bibliotheken’, in: Spektator V (1975-76), 637-659. |
Reynaert, J., ‘Geadresseerde en geïntendeerd publiek in de “Dietsche Doctrinale”’, in: C. de Backer (red.), Cultuurhistorische caleidoscoop. Aangeboden aan Prof. Dr. Willy L. Braekman. Gent, 1992, 461-476. |
Reynaert, J., ‘“De steen die trect die naelde naar...” Lied 95 uit het “Gruuthuse-handschrift”’, in: K. Porteman, W. Verbeke & F. Willaert (red.), Tegendraads genot. Opstellen over de kwaliteit van middeleeuwse teksten. Leuven, 1996, 103-110. |
Reynolds, L.D. & N.G. Wilson, Scribes and scholars. A Guide to the Transmission of Greek and Latin Literature. Oxford, 19742. |
Rombauts, E., N. de Paepe & M.J.M. de Haan (ed.), Ferguut. Uitgegeven met inleiding en aantekeningen. Culemborg, 1976, Teksten en studies uit de Nederlandse Letterkunde. |
Roques, M. (ed.), Yvain. Parijs, 1970, CFMA 86. |
Roy, B., ‘À la recherche des lecteurs médiévaux du “De Amore” d'André le Chapelain’, in: Revue de l'Université d'Ottawa 55 (1985), 45-73. |
Roze, J.-B.M. (trad.) & H. Savon, Jacques de Voragine, La légende dorée. 2 dln., Parijs, 1967. |
Sayce, O., ‘Prolog, Epilog und das Problem des Erzählers’, in: P.F. Ganz & W. Schröder (red.), Probleme mittelhochdeutscher Erzählformen. Berlijn, 1972, 63-72. |
Schellart, F.J. (ed.), Volksboek van Margarieta van Lymborch (1516). Amsterdam [enz.], 1952. |
Schenkeveld - Van der Dussen, M.A. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen, 1993. |
| |
| |
Schlumbohm, C., Jocus und Amor. Liebesdiskussionen vom mittelalterlichen ‘joc partit’ bis zu den preziösen ‘questions d'amour’. Hamburg, 1974, Hamburger romanistische Dissertation 14. |
Schlusemann, R., ‘Erzähltechnik und Stil im niederländischen Prosaroman’, in: Zentrum für Niederlande-Studien. Jahrbuch 4, Münster, 1993, 221-238. |
Schlusemann, R., 1995a, ‘Charakteristika van de prozabewerking van Nederlandse versepiek in de Late Middeleeuwen. De “Limborch-prozaroman”’, in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 41 (1995), 199-216. |
Schlusemann, R., 1995b, ‘Christians and Saracens in Dutch Prose Romances’, in: H. van Dijk & W. Noomen (red.), Aspects de l'épopée romane. Mentalités, Idéologies. Intertextualités. Groningen, 1995, 291-300. |
Schlusemann, R., ‘Een kopiist als redacteur: Nederlandse en Duitse Limborch-handschriften met elkaar vergeleken’, in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 46 (1996), 171-187. |
Schlusemann, R. & P. Wackers (red.), Die spätmittelalterliche Rezeption niederländischer Literatur im Deutschen Sprachgebiet. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 47 (1997). |
Schlusemann, R., ‘Das ir begyr wolt halten reyn. Zur Rezeption des “Limborch-Romans” bei Johann von Soest’, in: R. Schlusemann & P. Wackers (red.), Die spätmittelalterliche Rezeption niederländischer Literatur im Deutschen Sprachgebiet. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 47 (1997), 175-196. |
Schmolke-Hasselman, B., Der arthurische Versroman von Chrestien bis Froissart. Zur Geschichte einer Gattung. Tübingen, 1980. |
Schnell, R., Causa Amoris. Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in der mittelalterlichen Literatur. Bern [enz.], 1985. |
Schroeder, H., Der Topos der Nine Worthies in Literatur und bildender Kunst. Göttingen, 1971. |
Sleiderink, R., ‘Dichters aan het Brabantse hof (1356-1406)’, in: Ntg 86 (1993), 1-16. |
Sleiderink, R., ‘Een straf van God. Elisabeth van Spalbeek en de dood van de Franse kroonprins’, in: Madoc 11 (1997), 42-53. |
Smalley, B., The study of the Bible in the Middle Ages. Oxford, 19843. |
Smith, S., ‘Richars en de Riddere metter mouwen toch neven? Nieuwe aandacht voor een oude hypothese’, in: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek 9 (1988), 91-116. |
Smith, S., ‘Van koning tot kroonprins. Over de structuur van de “Roman van den Riddere metter Mouwen”’, in: F. de Bree & R. Zemel, ‘In onse scole’. Opstellen over Middeleeuwse letterkunde voor Prof. Dr. Margaretha H. Schenkeveld. Amsterdam, 1989, 109-141. |
Snellaert, F.A. (ed.), Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken en anderen. Brussel, 1869. |
Sonnemans, G., Functionele aspecten van Middelnederlandse versprologen. 2 dln., Boxmeer, 1995. |
Steele, R. (ed.), Secretum Secretorum cum glossis et notulis. Tractatus brevis et utilis ad declarandum quedam obscure dicta Fratris Rogeri. Oxford, 1920. |
Stein, P.K., Tristan in den Literaturen des Europäischen Mittelalters. Salzburg, 1983. |
Stein, R., Politiek en historiografie. Het ontstaansmilieu van Brabantse kronieken in de eerste helft van de vijftiende eeuw. Leuven, 1994, Miscellanea Neerlandica X. |
| |
| |
Strauch, P., Pfalzgräfin Mechthild in ihren literarischen Beziehungen. Ein Bild aus der Schwäbischen Litteraturgeschichte des 15. Jahrhunderts. Tübingen, 1883. |
Stuip, R.E.V. (vert.), Chrétien de Troyes. Perceval of het verhaal van de Graal. Utrecht [enz.], 1979. |
Stuip, R.E.V. & C. Vellekoop (red.), Oraliteit en schriftcultuur. Hilversum, 1993. |
Suchier, W. (ed.), ‘Eine mittelniederländische Bearbeitung altfranzösischer Minnefragen’, in: Archiv für das Studium der neueren Sprachen und Literaturen 30 (1913), 12-31. |
Swennen, L.M., Der mittelniederländische Roman ‘Heinriic ende Margriete van Limborch’ und seine deutsche Bearbeitung von Johannes von Soest. Diss. Wenen, 1978. |
Taylor, J.H.M., ‘The Fourteenth Century: Context, Text and Intertext’, in: N.J. Lacy, D. Kelly & K. Busby (red.), The legacy of Chrétien de Troyes I. Amsterdam, 1987, 267-332. |
Te Winkel, J., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Haarlem, 1887. |
Te Winkel, J., De ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde. Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd I. Haarlem, 19222. |
Thompson, S., Motif-Index of Folk-Literature. Helsinki, 1932-1936. |
Thorndike, L. (ed.), The sphere of Sacrobosco and its commentators. Chicago, 1948 |
Thoss, D., Studien zum locus amoenus im Mittelalter. Wenen [enz.], 1972. |
Uyttersprot, V., ‘Parthonopeus van Bloys. Braek-liggend terrein voor wetenschappelijk onderzoek’, in: C. de Backer (red.), Cultuurhistorische caleidoscoop. Aangeboden aan Prof. Dr. Willy L. Braekman. Gent, 1992, 507-528. |
Van Anrooij, W., ‘Een vroege receptiegetuige van het gedicht “Van neghen den besten”’, in: Millennium 9 (1995), 3-13. |
Van Anrooij, W., Helden van weleer: de negen besten in de Nederlanden (1300-1700). Amsterdam, 1997. |
Van Anrooij, W., ‘Het wapenteken van Hector in Seghers ‘Trojeroman’, in: J.D. Janssens (red.), Op avontuur. De middeleeuwse epiek in de Lage Landen. Amsterdam, 1998, NLCM 18, 63-78 en 296-307. |
Van den Berg, E., Middelnederlandse versbouw en syntaxis. Ontwikkelingen in de versificatie van verhalende poëzie ca.1200 - ca.1400. Utrecht, 1983. |
Van den Berg, E., ‘Over het lokaliseren van Middelnederlandse rijmteksten’, in: VMKANTL 1986, 305-322. |
Van den Berg, E., ‘Genre en gewest. De geografische spreiding van de ridderepiek’, in: TNTL 103 (1987), 1-36. |
Van den Bergh, L.Ph.C. (ed.), Heinric, ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborch’. 2 dln., Leiden, 1846-1847. |
Van der Have, J.B., Roman der Lorreinen: de fragmenten en het geheel. Schiedam, 1990. |
Van der Poel, D.E., De Vlaamse ‘Rose’ en ‘Die Rose’ van Heinric. Onderzoekingen over twee Middelnederlandse bewerkingen van de ‘Roman de la Rose’. Hilversum, 1989, Middeleeuwse studies en bronnen XIII. |
Van der Poel, D.E., ‘De minneraadsels uit “Een niev Clucht Boecxken” (ca.1600) en enkele verwante teksten’, in: Ntg 84-5 (1991), 431-447. |
| |
| |
Van der Poel, D.E., ‘Minnevragen in de Middelnederlandse Letterkunde’, in: F. Willaert (red.), Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam, 1992, NLCM 7, 207-218 en 386-389. |
Van der Stempel, B., Roman van den Riddere metter Mouwen. Opnieuw naar het Hs. uitgegeven en van een inleiding en glossarium voorzien door B.M. van der Stempel. Leiden, 1914 (19832). |
Van Dijk, H., Het Roelantslied. Studie over de Middelnederlandse vertaling van het ‘Chanson de Roland’, gevolgd door een diplomatische uitgave van de overgeleverde teksten. 2 dln., Utrecht, 1981. |
Van Elmbt, F., ‘Mnl. roet; kanttekeningen bij J. van Ruusbroek’ in: S. Theissen e.a. (ed.), Album Moors, s.l., 1989, 55-71. |
Van Es, G.A. (ed.), De jeeste van Walewein en het schaakbord van Penninc en Pieter Vostaert. Artur-epos uit het begin van de 13e eeuw, uitgegeven, verklaard en ingeleid door G.A. van Es. 2 dln., Zwolle, 1957, Zwolse drukken en herdrukken 26a en 26 b. |
Van Gerven, J., ‘Nationaal gevoel en stedelijke politieke visies in het 14de eeuwse Brabant. Het voorbeeld van Jan van Boendale’, in: Bijdragen tot de geschiedenis 59 (1976), 145-164. |
Van Gijsen, A., ‘Twee vorsten, een vorstin, en een beeld van een meisje (“Volksboek Lymborch”, cap. XVIII)’, in: S. Buitink, A.M.J. van Buuren & I. Spijker (red.), Rapiarijs. Een afscheidsbundel voor Hans van Dijk. Utrecht, 1987, 48-51. |
Van Gijsen, J.E., 1989a, Liefde, Kosmos en Verbeelding. Mens- en wereldbeeld in Colijn van Rijsseles ‘Spiegel der Minnen’. Groningen, 1989. |
Van Gijsen, A., 1989b, ‘Pygmalion, or the image of women in medieval literature’, in: A. Angerman, G. Binnema, A. Keunen [e.a.] (red.), Current Issues in Women's History. Londen [enz.], 1989, 221-229. |
Van Gijsen, A., 1991a, ‘Een verknipt rijmpje en de optiek van de verstrooide blik’, in: W.P. Gerritsen, A. van Gijsen & O.S.H. Lie, Een school spierinkjes. Kleine opstellen over Middelnederlandse artes-literatuur. Hilversum, 1991, 77-79. |
Van Gijsen, A., 1991b, ‘Katherina Sheermertens, Margrieta van Lymborch, and Margaret of Austria. Literary and historical backgrounds in Colijn van Rijsseles “Spiegel der minnen”’, in: Publication du Centre Européenne d' études Bourguignonnes 31. Neuchatel, 1991, 165-174. |
Van Gijsen, A., S. Klerk & D. van der Poel, ‘Ene dispitacie tusschen den sone ende den vader’, in: H. van Dijk, W.P. Gerritsen, O.S.H. Lie [e.a.], Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B., 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum, 1992, 86-93. |
Van Gijsen, A., ‘Op jacht naar de verdoolde jonkvrouw. Over de fictionele genealogie van Margriete van Limborch’, in: I.J.F. de Jong, G.J. Peters, J.M.M.H. Thijssen [e.a.] (red.), Van frictie tot wetenschap. Jaarboek 1992-1993. Vereniging van Akademie-onderzoekers. Amsterdam, 1993, 43-53. |
Van Gijsen, A., ‘Love and Marriage: Fictional Perspectives’, in: Showing Status: Representation of Social Positions. [ter perse]. |
Van Gorp, H. [e.a.] (red.), Lexicon van literaire termen. Leuven, 19842. |
| |
| |
[Van Helmont, J.] (ed.), Gelre. B.R. Ms. 15652-56. [Met een voorwoord van C. van den Bergen - Pantens]. Leuven, 1992. |
Van Herwaarden, J., ‘Floris V in zijn culturele context’, in: D.E.H. de Boer, E.H.P. Cordfunke & H. Sarfatij, Wi Florens.... De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw. Utrecht, 1996, 259-280. |
Van Mierlo, J., Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Dl.12, 's-Hertogenbosch, 1949. |
Van Oostrom, F.P., ‘De oorspronkelijkheid van de “Torec”. Of: De vrije val van een detail door de Nederlandse literatuurgeschiedenis.’, in: SpL 21 (1979), 197-201. |
Van Oostrom, F., Lantsloot vander Haghedochte. Onderzoekingen over een Middelnederlandse bewerking van de Lancelot en prose. Amsterdam, 1981, Middelnederlandse Lancelotromans 1. |
Van Oostrom, F.P., ‘Maecenaat en Middelnederlandse Letterkunde’, in: J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Handelingen van het wetenschappelijk colloquium te Brussel 21-24 oktober 1981. Brussel, 1982, 21-40. |
Van Oostrom, F.P., Beatrijs en Tweefasenstructuur. Over de betrekkingen tussen wereldlijke en geestelijke cultuur in de Middeleeuwen. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de Nederlandse letterkunde tot de Romantiek aan de Rijksuniversiteit van Leiden op vrijdag 27 mei 1983. Utrecht, 1983. |
Van Oostrom, F.P., ‘Hoe snel dichtten middeleeuwse dichters? Over de dynamiek van het literaire leven in de middeleeuwen’, in: Literatuur 1 (1984), 327-335. (herdrukt in Van Oostrom 1992a, 65-80). |
Van Oostrom, F.P., 1992a, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek. Amsterdam, 1992, NLCM 6. |
Van Oostrom, F.P., 1992b, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. Amsterdam, 19923. |
Van Oostrom, F.P., ‘“Het hof daer goede liede comen” en de Middelnederlandse letterkunde’, in: Neerlandica extra muros 31 (1993), 1-13. |
Van Oostrom, F.P., De waarde van het boek. Amsterdam, 1994. |
Van Oostrom, F.P., Maerlants Wereld. Amsterdam, 1996. |
Van Tol, J.F.J. (ed.), Het Boek van Sidrac in de Nederlanden. Amsterdam, 1936. |
Van Uytven, R., ‘Historische knipoogjes naar “Heinrich ende Margriete van Limborch”’, in: Bijdragen tot de geschiedenis 66 (1983), 3-11. |
Van Veldhuijsen, P.L., ‘Wat is het sterkste, de wijn, de vrouw, de koning of de waarheid? Een quodlibetale kwestie van Thomas van Aquino’, in: Millennium 2 (1988), 144-149. |
Van Wilderode, A., Het werk van Publius Vergilius Maro. Bucolica, Georgica, Aeneis. Beveren, 1982. |
Vekeman, H., Torec. Een middeleeuws kunstwerk. Nijmegen, 1980, Tekst en Tijd 1. |
Vekeman, H. (ed.), Van der feesten een proper dinc. Temperamentvolle vriendschap tussen hof en hemel. Nijmegen, 1981, Tekst en Tijd 3. |
Verdam, J., Episodes uit Maerlant's ‘Historie van Troyen’. Groningen, 1873. |
| |
| |
Verdam, J. (ed.), Seghelijn van Jherusalem. Naar het Berlijnsche handschrift en den ouden druk. Leiden, 1878. |
Verdam, J., (1888a), ‘Het Brusselsche handschrift van Hein van Aken's “Limborch”’, in: TNTL 8 (1888), 161-210. |
Verdam, J., (1888b), ‘Het Brusselsche handschrift van den “Limborch” en zijn belang voor de door Van den Bergh uitgegeven tekst’, in: VMKAW 3de reeks dl.5 (1888), 125-153. |
Verdam, J. & P. Leendertz (ed.), Jacob van Maerlant's Strophische gedichten. Nieuwe bewerking der uitgave van Franck en Verdam. Leiden, 1918. |
Verdam, J., Middelnederlandsch Handwoordenboek. Bewerkt door J. Verdam; onveranderde herdruk en van het woord ‘sterne’ af opnieuw bewerkt door C.H.E. Wubben. 's-Gravenhage, 1932 [fotomechanische herdruk 's-Gravenhage 1979]. |
Verdenius, A.A. (ed.), Jacob van Maerlant's ‘Heimelijkheid der Heimelijkheden’ (opnieuw naar de handschriften uitgegeven en van inleiding en aanteekeningen voorzien). Amsterdam, 1917. |
Verhuyck, P., ‘Rondom de Roos. De allegorische en didactische traditie’, in: R.E.V. Stuip (red.), Franse literatuur van de Middeleeuwen. Muiderberg, 1988, 140-154. |
Verwey, A., De Roman van Heinric en Margriete van Limborch. In hedendaags nederlands naverteld en ingeleid door Albert Verwey. Santpoort, 1937. |
Verwijs, E. & J. Verdam, Middelnederlandsch woordenboek. 11 dln., 's-Gravenhage, 1855-1941. |
Verwijs, E. (ed.), Die Rose van Heinric van Aken, met de fragmenten der tweede vertaling. 's-Gravenhage, 1868. |
Verwijs, E. (ed.), Roman van Cassamus (fragment). Groningen, 1869. |
Verwijs, E. (ed.), Van vrouwen ende van minne. Middelnederlandsche Gedichten uit de XIVde en XVde eeuw. Groningen, 1871. |
Verwijs, E. (ed.), Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme. Arnhem, 1980 (ongewijzigde herdruk van 1878). |
Viarre, S., ‘L'interprétation de “l'Enéide” à propos d'un commentaire du douzième siècle’, in: R. Chevalier (red.), Présence de Virgile. Actes du Colloque des 9, 11 et 12 Décembre 1976. Paris E.N.S. Parijs, 1978, 223-232. |
Vijfvinkel, E., Bibliographie zu dem Lymborchroman. Amsterdam, 1974, Beschreibende Bibliographien Heft 6. |
Vinaver, E., The Rise of Romance. Oxford, 1971. |
Vinge, L., The Narcissus theme in Western European Literature up to the Early 19th Century. Lund, 1967. |
Von Fallersleben, H., Horae Belgicae I. Bratislava, 1830. |
Von Fallersleben, H., Übersicht der mittelniederländischen Dichtung, (Horae Belgicae I). Hannover, 1857. |
Von Scherling, E., ‘Een verloren gewaand fragment van “Heinric ende Margriete van Limborch”’, in: TNTL 48 (1929), 143-144. |
Voorbij, J.B. & J.A.A.M. Biemans, ‘Reflecties over twee spiegels. Vincentius van Beauvais' “Speculum Historiale” en de “Spiegel historiael” van Jacob van Maerlant’, in: P. Wackers (red.), Verraders en bruggenbouwers. Verkenningen naar de relatie tussen Latinitas en Middelnederlandse Letterkunde. Amsterdam, 1996, NLCM 15, 239-264 en 346-351. |
| |
| |
Wackers, P., Arthurs dood. Een inleiding tot de Lancelotcompilatie, met name tot het laatste boek. Nijmegen, 1977, (interne publicatie). |
Wackers, P., ‘“Geschiedverhaal of schetskaart” revisited. Overwegingen bij de studie van de Middelnederlandse letterkunde’, in: F.P. Van Oostrom & F. Willaert (red.), De studie van de Middelnederlandse letterkunde. Stand en toekomst. Symposium Antwerpen 22-24 sept. 1988. Hilversum, 1989, Middeleeuwse studies en bronnen 14, 223-242. |
Wackers, P.W.M., ‘Buecken die men leest in scolen’, in: F.P. van Oostrom e.a. (red.), Misselike tonghe. De Middelnederlandse letterkunde in interdisciplinair verband. Amsterdam, 1991, 111-129 en 214-218. |
Wallensköld, A. (ed.), Les Chansons de Thibaut de Champagne, roi de Navarre. Edition critique. Parijs, 1925, Société des anciens textes français. |
Walsh, P.G. (ed.), Andreas Capellanus. On love, edited with an English translation. Londen, 1982. |
Wapenboek van de provinciën en gemeenten van België. Gemeentekrediet [s.l.], 1955. |
Wauters, A., Le duc Jean Ier et le Brabant sous le règne de ce prince (1267-1294). Brussel, 1862. |
Weber, H., Chrestien und die Tristandichtung. Frankfurt am Mainz, 1976. |
Werkgroep van Groninger neerlandici, Hoe Artur sinen inde nam. Studie over de Middelnederlandse ridderroman Arturs doet. Groningen, 1980. |
West, G.D., An index of proper names in French Arthurian Verse Romances, 1150-1300. Toronto, 1969. |
West, G.D., An index of proper names in French Arthurian Prose Romances. Toronto, 1978. |
Willaert, F., ‘Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400’, in: F. Willaert [e.a.], Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam, 1992, NLCM 7, 109-122. |
Willaert, F., ‘Registraliteit en intertextualiteit in Hadewijchs Eerste Strofische Gedicht’, in: L. Herman, G. Lernout & P. Pelckmans (red.), Veertien listen voor de literatuur. Huldeboek aangeboden aan Prof. Dr. Clem Neutjens. Kapellen, 1993, 165-190. |
Willaert, F., ‘“Hovedans”: fourteenth-century dancing songs in the Rhine and Meuse area’, in: E. Kooper (red.), Medieval Dutch Literature in its European Context. Cambridge, 1994, 168-187. |
Willaert, F., 1995a, ‘Van luisterlied tot danslied. De hoofse lyriek in het Middelnederlands tot omstreeks 1300’, in: F.P. van Oostrom & W. van Anrooij (red.), Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam, 1995, NLCM 11, 65-81 en 183-193. |
Willaert, F., 1995b, ‘Recensie van: B. Besamusca, Walewein, Moriaen en de Ridder metter mouwen: intertekstualiteit in drie Middelnederlandse Arturromans, Hilversum, 1993’, in: TNTL 111 (1995), 258-261. |
Willaert, F., ‘Zwischen dem Rotten und der Sowe. Einige Bemerkungen zur Stellung Veldekes im frühen Minnesang’. [te verschijnen in]: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik [ter perse]. |
Willems, A., ‘Het Brusselsch fragment van den “Cassamus”’, in: De Taal- en Letterbode 2 (1871), 158-166. |
Willems, J.F., ‘Oude rijmspreuken en priamelen’, in: Belgisch Museum 6 (1842), 184-217. |
| |
| |
Willems, J.F. (ed.), De Brabantsche Yeesten of Rymkroniek van Braband, door Jan de Klerk, van Antwerpen. Brussel, 1839. |
Wilmink, W. & T. Meder (ed.), Beatrijs. Een middeleeuws Maria-mirakel. Amsterdam, 1995. |
Wilson, E. (ed.), The Winchester Anthology. A Facsimile of British Library Additional Manuscript 60577. Cambridge, 1981. |
Wimsatt, J.I. & W.W. Kibler (ed.), Le Jugement dou roy de Behaigne and Remede de Fortune. Univ. of Georgia, 1988, The Chaucer Library. |
Winkelman, J.H., ‘Die Arturische Doppelwegstruktur in der mittelniederländischen Beatrijslegende?’ in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 22 (1984), 139-146. |
Winkelman, J.H., ‘Biografie of retoriek? Enkele kanttekeningen bij de proloog van de “Walewein”’, in: TNTL 101 (1985), 126-135. |
Winkelman, J.H., ‘Intertekstualiteit als probleem’, in: Queeste 1 (1994), 85-96. |
Winkelman, J., ‘Aanvaard deze kritiek. Over Maerlants Wereld en de grenzen van het vak’, in: L. Jongen & S. Onderdelinden (red.), ‘Der muoz mir süezer worte jehen’. Liber amicorum für Norbert Voorwinden. Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 48 (1997), 201-214. |
Wintgens, L., ‘Die ripuarische Fassung des “Roman van Limborch” (Hs.18231 der königlichen Bibliothek Brüssel) vor dem Hintergrund der Sprachgeschichte des Herzogtums Limburg’, in: H. Tervooren & H. Beckers (red.), Literatur und Sprache im rheinisch - maasländischen Raum zwischen 1150 und 1450. Zeitschrift für deutsche Philologie, Sonderheft. 1989, 216-228. |
Wirth, W., Johann von Soest, Sängermeister in Heidelberg und Bearbeiter des Romans ‘Die Kinder von Limburg’. Heidelberg, 1928. |
Zemel, R.M.T., ‘Het vergeten vergrijp van Galiene’, in: Spektator 18 (1988-1989), 262-282. |
Zemel, R.M.T., Op zoek naar Galiene. Over de Oudfranse ‘Fergus’ en de Middelnederlandse ‘Ferguut’. Amsterdam, 1991. |
Zemel, R.M.T., ‘Ene behagele coninginne. Over de heldin van de “Ferguut” en haar voorgangsters’, in: Spektator 22 (1993), 181-197. |
Zemel, R.M.T., ‘Evax en Sibilie. Een verhaal over liefde en ridderschap in de “Roman van Limborch”’, in: SpL 40 (1998), 1-24. |
Zink, M., ‘Chrétien et ses Contemporains’, in: N.J. Lacy, D. Kelly & K. Busby (red.), The Legacy of Chrétien de Troyes I. Amsterdam, 1987, 5-32. |
Zumthor, P., ‘Autobiographie au Moyen Age?’, in: P. Zumthor, Langue, texte, énigme. Parijs, 1974, 163-180. |
|
|