Van de aanvaller geen spoor. Gedichten 1973-1983(1983)–Hans van de Waarsenburg– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Drieluik voor Theun de Vries 1 Men heeft de jager gedood de visser omgebracht Men heeft het woud vernietigd De bronnen vergiftigd De eerbiedwaardige bomen ontworteld En in het dampende avondland waar het grijs van oorlogen nog nazuchtte, stond in eenzaamheid getekend, een mens Nog roerde zich het rudimentaire ritme van de jacht, de slag van de visser, het water van de bron Tegen de laatste boom geleund bleef het kij ken nog over Trilde het riet nog even en alleen toen het schors van verrukking voorgoed verdween. [pagina 76] [p. 76] 2 De gewonde hond likt het bloed van de aanvaller geen spoor van de wapens geen afdruk Een ploegijzer, een pook, een zeis, een schoffel? Zweet schuift uit de vacht niets van daglicht noch de bekoorlijke avondluwte De lens trekt een koppel ossen naar de ogen, de tong likt het riet In de verte verschiet van eiland en enkele uren (nog) tot de dood. [pagina 77] [p. 77] 3. Laatste reis Je hebt je stem verzwegen tot enkele gebeitelde letters tot kil restant van alfabet Terwijl de goede zomer in stilte rust, zoeken de honden tevergeefs de lucht van hun jager. Vorige Volgende