Van de aanvaller geen spoor. Gedichten 1973-1983(1983)–Hans van de Waarsenburg– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Van de aanvaller geen spoor [pagina 8] [p. 8] [Verschrikkelijke winter (1975)] Reisverslag 1 Toen de tijd van de grote moeheid was aangebroken Mist en regen een grauwe kraag om zijn nek vormden Dorre wind in het hoofd blies en de asbakken voller en voller werden Sprongen uit zijn mond de vergeten kakkerlakken van een oud heimwee Gedurig turend dwongen ze tot een spreken waarin de jaren verschrompelden Tot kroos, schilfers hoofdhuid Humus [pagina 9] [p. 9] 2 De veenbedding had de voetzolen gesleten, gelooid tot zwart Het zand het gehemelte aangetast, de klei het hart gesloopt De zon was een herinnering geworden aan een verstuurde ansichtkaart Tevergeefs was het reizen naar de stranden waar zee niet meer benoembaar was Niets meer herkend werd, alles leegliep [pagina 10] [p. 10] 3 Toen dan de tijd van de grote moeheid was aangebroken De letters van het alfabet als stuk- geslagen kalk ronddreven Hij als een weekdier in vervuild water rondzwom Sloot hij zich op in de schelp van zijn schedel Waar het kloppen minder, de stilte groter werd. Vorige Volgende