Het oudste vaderlandsche verleden volgens Ortelius (1596)
1. ‘eenvoud en eetlust’. Germaansche dischgewoonten en eenvoudige levenswijze in de open lucht. Ets door P.v.d. Borcht (als afb. 552). Voor de groep om het vuur vgl. afb. 542 en 631. (bl. 172)
2. germaansche lijkplechtigheid. De man wordt niet alleen door zijn paard en wapenrusting, maar ook door zijn vrouw in de dood gevolgd. Ets door P.v.d. Borcht (als afb. 552). (bl. 172)
Afb. 58